23
slechte hartstochten opwekt, muziek geschreven door een perversen wellusteling aangevuurd door een idioten Beierschen Koning, die ten slotte naar ’t krankzinnigengesticht moest worden gebracht, terwijl in Nederland duizenden, tienduizenden landzaten het allernoodigste derfden ...
„Hier zijn wij er”, zei de zanger, voor een groot huis. „Nou zullen wij hem trakteeren ..
De gesjochte jongen spoog in zijn handen, pakte de draaikruk en meteen schetterde, toeterde, blaas-poepte het orgel de grove, vieze muziek van den Duitschen verwijfden wellusteling de straat in ...
De zanger keek naar de ramen van ’t huis. Hij hoopte dat de man zou verschijnen, die een kwart eeuw lang de Nederlandsche muziek had vertrapt om dit te bereiken... dat ten laatste bombarie-orgels zelfs het muzikaal gevoel van den man in de straat zouden bederven en verderven... Ratjetoe van Lohen-grin, Tannhaüser en de Fliegende Hollander vulde de straat, en jankte, kielekielde, bombariede, zwabberde uit het orgel... Het was grof, valsch, rethorisch, overladen,, vet-wulpsch, wekkend de vale, slechte, wreede instincten op uit den onderbewusten mensch.
Zoo was het goed ... zoo moest-ie het hooren ... dacht de zanger.
En met een verbeten grim spiedde hij naar de