84
Simon de Leeuw bleef bedrukt staan voor zijn grooten zoon_ Voor 't eerst in zijn leven weigerde zijn Dóvid hem wat. Een bruiloft weigeren . . . Dat was wèl het ergste . . .
,,'t Komt alle dagen niet voor, dat men zijn vader en moeder een gouden bruiloft ziet vieren . . . Dat geluk kan men maar ééns in de halve eeuw hebben Dóvid . . . 't Hoeft zoo duur niet te zijn . . . Maar ik ben een mensch van een dag ... Ik sta met mijn eene voet al in ’t graf. . . 'k Had nog zoo graag eens in simge alle oude kennissen bij elkaar gezien . . . Maar wat niet gaat, gaat niet ...”
,.Niet gaan . . . dat zeg ik niet ... ik zeg alleen dat driehonderd gulden te veel is . . .”
,,\Vie spreekt er dan van driehonderd gulden . . . ’t Zou in elk geval nu maar tweehonderd en vijfenzeventig gulden zijn. Maar zooveel behoeft het ook niet te wezen. Laten wij een eenvoudig feestje maken ...”
,,Nu vader, ’t heeft geen haast op een dag . . . Laat ik er eens met Stijntje over spreken ...”
„Met Stijntje? Wat heeft die er mee te maken . . .
„Wat die er mee te maken heeft, ’t Is mijn vrouw ...” David zei het wat geërgerd. Het deed hem zéér in ’t hart, dat hij den ouden man moest afschepen. Maar het kón niet. Het kón niet. Het ging vandaag goed en misschien zou ’t heele seizoen goed zijn. Maar hij zat op te zware lasten. Hij ging achteruit. En aan de overzijde naderde A la rille de Londres van Bartelkamp en Hoenders zijn voltooiing. Eiken dag kon de schutting worden afgebroken. Die was tot nu toe zeer geheimzinnig dicht gehouden. Maar van het telkens een oogje krijgen bij ’t opengaan van de schuttingdeur, had David een denkbeeld gekregen van de zaak. Het was alles nieuwerwets. De spiegelruit liep tot op den grond. Er was een wagonlading bustes binnengebracht. Geruchten liepen er, dat Dietrich uncl Cohn, een groote Duitsche confectie fabriek, aandeelen in de zaak had. De coupeur van Wente was onderhuurd, een meester in zijn vak, die reputatie had tot in ’t noorden van ’t land.
David De Leeuw had een keer ’s nachts gedroomd, dat het magazijn al geopend was. En hij had een ontzaggelijk diepen •winkel gezien, die heelemaal tot achter op de Nieuwczijdsvoor