81
Vlissingen gekocht had, laten zetten en een lap grijs covercoat gedrapeerd van uit de monding der vaas gebouillonneerd. in een soort watervalletje van stof naar beneden over den voet van de zuil heen. En op het stuk covercoat beneden een wit kaartje, waarop met lange, stijve letters: .,Covercoat. Haute Nouveauté.’’
Rechts in den hoek, tegen den wand, had hij tien kinderpakjes, op bustes met wassen kopjes, doen neerzetten. Het was een schuin-oploopende reeks van pakjes, voor kinderen van drie tot dertien jaar. Er boven was in een lijst van groen zuig, op een grond van rood zuig, met roze chitsletters gebouillonneerd: ,,Alle kindermaten in rijken voorraad voorhanden.’’
Er bleven telkens menschen buiten voor de groote glasruiten staan. En schoorvoetend kwamen menschen binnen en hij , ze met kennersblik dadelijk schattend, riep: ,.Mijnheer Gleichmann . . . voor u ", of .,mijnheer Douwersma, voor u”, of ,,mijnheer Souget, wilt u even helpen ...”
Tegen half drie roezemoesde door het geheele huis het drukke gesprek van klanten met bedienden. Souget wipte telkens naar beneden en met glimmende oogen liet hij in zijn holle hand het glinsterende geld zien dat hij ontvangenj had, vertrouwelijk, zich voelend als Jood met een streepje voor bij denjoodschen patroon boven de andere bedienden, en glunderend in zijn gijntjes. ,,Een pakkie van i voor p. z. Een beeld van n kind met een parreg !”
.,Een boks van d. voor p r. . ."
,,Dat is te duur verkocht Nathan . . .”
,,The dhuur . . . nóh the dhuur . . . mótte ze een paar gem-berboles minder eten . . . thoch beter dat u gemberboles eet dan zullie ...”
Op de groote bovenzaal stonden Douwersma en Gleichmann beiden elk met een anderen klant. Vóór in den winkel legde de tweede coupeur stoffen uit voor aanmeetklanten ... In de opkamer paste Hoevelman iemand een costuum met een grijslinnen kraag en bestreept met witte rijgdraden.
Hij tuurde nu in de nauwe geul der beschaduwde straat, waar de menschen door de spiegelruiten gezien, schenen voort te glijden . . . Opeens stond hij rechtop . . . Daar kwam vader
Kalverslraat.
6