Kalverstraat

Titel
Kalverstraat

Jaar
1905

Pagina's
368



2 5

Kn nu begon zij te denken aan haar jeugd, zonder levensvreugde, zonder vermaken, een jeugd van in-en-uit-de-kraam, verbitterd door een vijandigen schoonmoeder, vershoberd door een paar schoonouders, die altoos door geteerd hadden van wat zij met zooveel moeite en overleg uitspaarde. En zij voelde zich bitter tegen die twee oude menschen, die zij nooit anders dan oud en werkeloos gekend had, altoos levend op haar huisgezin, altoos trekkend van haar man. Maar de grootc liefde van David voor zijn ouders was een onoverwinnelijke kracht. Toen was ze langzamerhand in Eduard, die zooveel op zijn grootvader leek, die naar zij meende, geheel naar de kant van David’s lamilie aardde, de verpersoonlijking gaan zien van al het leed eener verloren jeugd. Zij hield niet van haar oudsten zoon. Hij was haar het minst lief van al haar kinderen. En Eduard hield niet van haar. Hij was het liefst bij de grootouders. En de grootmoeder, hoorende naar zijn verhalen van verongelijking door zijn moeder, overdreven verhalen maar toch met een kern van waarheid, was Eduard beginnen te vertroetelen. En daar Eduard het hart van zijn vader had, zonder andere redenen dan dat hij de oudste zoon was, begon de grootmoeder van Eduard een soort enfant-martyr te maken, wat verre van de waarheid was, maar wat de jongen zich graag liet aanleunen.

Hij hield er van bij de grootouders te zijn. Daar kon hij luieren en knutselen. Als hij geen zin had in ?t huiswerk vroeg hij: «Pa, mag ik een beetje naar grootpa en grootmoe ?» Altijd kreeg hij toestemming. David was blij, dat een van zijn kinderen de oude menschen gezelschap hield. Pin de grootouders waren blij, den jongen te kunnen vertroetelen. Het was hun, alsof zij in hem, hun David goed deden.

Toen het grootvadertje thuis kwam, zat Eduard bij zijn vrouw. Hij had een paar gebraden appels van 't oude menschje gekregen en nu. voor haar zittend, zat zij hem uit te hooren.

«Heeft je moeder al een nieuwe voorjaarshoed?»

«]a grootmoe, een prachtige met fluweelen bloemen er op en zijden keelbanden. Hij kost wel zeventien gulden ...»

«Hoor je dat, Sjimme . . . Nöh . . . een hoed van zeventien gulden met fluweelen blommen er op . . . En dat moet die arme Dóvid betalen . . . Hoor wat ik je zeg, Sjim-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.