6
van den knecht, die zuinig, behoedzaam den stang inwreef,, voelende steeds het oog van den patroon.
Maar David zag niet, wat de knecht deed. Hij voelde nog altijd in zijn afgemat hoofd het werken en wriemelen van de gedachten. Hij had den geheelen nacht wakker gelegen. Tegen den morgen, juist toen hij even was ingeslapen, was hij wakker gemaakt door het stoeien van den winkeljongen met Eduard, zijn twaalijarigen zoon. Met een sprong was hij uit bed en hij had aan de slaapkamerdeur geroepen:
«Houwen jelui op ! Houwen jelui op ! Ik trap jelui er uit als dat niet ophoudt. >
Terugkomend in zijn bed, had hij driftig en kribbig na den slapeloozen nacht, nog wat gescholden op die smeerlappen, die iemands nachtrust zelfs niet respecteerden. Nog even had hij stil gelegen. Toen was hij met een langen zucht opgestaan.
«Kom je ook op Stijne .... 't is al half negen.»
Zijn vrouw had even gegromd en dichter in de warme geul in 't veeren bed zich geknuffeld.
Machinaal was hij naar de klok geloopen om de gewichten op te trekken, zijn eerste werk ’s morgens en toen, even loerend door den zijkier van ’t gordijn naar de lucht:
«Goddank, eindelijk geen regen. Als t zich nou maar zoo houdt ...»
En onder het wasschen en bij t aankleeden en tijdens het ontbijt, een sneedje wittebrood met gekrapte boter en een kop slappe thee even genuttigd in de huiskamer, op de ordelooze tafel, zoo achtergelaten door de zes kinderen, die nu naar school waren, was het hem geweest, alsof hij niet zelf dacht, maar alsof er vóór in zijn hoofd, vlak achter zijn voorhoofd, iets anders in hem, bezig was met denken. Hij voelde zich te krachteloos om dat denken tegen te gaan. Het was den geheelen nacht al zoo geweest en nu ging het dood. Vlak aan de overzijde, achter die witte schutting, daar kwam het ongeluk aanzetten. Smeerlap, om net tegenover hem een zaak op te zetten in zijn artikelen .... gemaakte kleederen. Waarom kwam die ploert juist tegenover hèm wonen. Was er geen ruimte genoeg in de straat. Kon hij niet verderop bij den Dam een winkel opgezet hebben. 1 Iet was een schurkerij. Er moesten wetten bestaan, die dat verboden.