HET GEHEIM VAN POLICHINELLE. 45
Bella Cara.
Wanneer je mij nu pakt vóór ’k tien kan tellen,
Dan sier ’k je hoed met al mijn zoete bloemen.
(om de put loopend gevolgd door Florguindus).
Eén, twee, drie vier, vijf, zes....
Florguindus.
Niet zoo gauw geteld ...
Bella Cara (keel langzaam).
Ze.. .ven... en ... acht... nu zeg ik ne.. .gen ... Florguindus.
Gepakt... en ’k zorg je telt niet meer tot tien.
(haar herhaaldelijk kussend). Bella Cara.
Als dat nu eens door iemand was gezien,
Maar ’t is gelukkig hier zoo heerlijk eenzaam.
Florguindus.
En toch, twee menschen keken naar ons kussen.
Bella Cara.
Waar dan?
Florguindus.
En volgden zelfs ons vroolijk voorbeeld na. Bella Cara.
’k Zie niemand hier ...
Florguindus.
En toch er zijn er twee En ’k wijs ze voor één enkel zoentje.
Bella Cara.
Foei neen — waar and’ren bij zijn.
Florguindus.
Kijk, fatsoentje
Hier in het water over dezen rand,
Daar kust een tweede vrijster haar galant.
Bella Cara (met Florguindus in de put turend).
Hoe mooi, hoe diep ... zoo’n put lijkt vol geheimen. Florguindus.
Wel ’t bergt geheim van ons zoet minnespel,
En zie — ik put een emmer uit de wel,
Dan drinken elk w’een teug van ’t liefdes water En hebben zoo 't verlovingsfeest gedoopt, (hij put een emmer
water).
De Hertogin.
Om 's hemelswil... zij diinken ’t lijkenwater.