HET GEHEIM VAN POLICHINELLE. 5
Encanto.
Hoe meent gij dat?
Barbero.
Wel gij zegt sjilp, sjilp, op verachtelijken toon, terwijl ik hier het blanke lemmet aanzet.
Encanto.
Ik zei het met de uiterste minachting. Ik zou het niet minachtender kunnen zeggen in de comedie, tijdens de opvoering van een dier moderne too-neelspelen, waarin alles zoo natuurlijk gebeurt, dat als er een varken in het stuk gekeeld is, de tooneelspelers er na de voorstelling ham van eten.
Barbero.
Goed, dan ben ik beleedigd en er zal bloed vloeien, (dreigend met het scheermes). Want ik heb wel gemerkt, dat gij het geluid v&n mijn mes nabootst, nu ik het langs den riem strijk. En aldus beleedigt gij mijn eere-ambt, dat tevens is een ambt van vertrouwen. Gij, die u een dichter waant, maar die niets anders zijt dan een publiek schrijver op de groote markt te Toledo, voor twee stuivers te koop voor iedereen, die uw pen wil misbruiken, gij vermeet u een vak te vernederen, als het mijne, dat mij in nauwe aanraking brengt met de voornaamste lieden van mijn tijd. Ja mijn vriend, de barbiers komen heden ten dage in nauwere aanraking met de grooten des lands, dan de dichters en de harts- en levensgeheimen der voornamen zijn ons beter bekend dan aan u. Want vroeger mag het dan zoo geweest zijn, dat wie ’t hart had, het oor had, thans is het, wie ze bij den neus heeft, heeft het oor. En mijn weten is twee-zijdig, want wat de mannen mij vergeten toe te vertrouwen, dat vullen de vrouwen aan, wanneer ze gekapt worden door de eerbare dame Barberina, mijne vrouw, evenzeer eerbaar als dame, evenzeer dame als eerbaar, zeldzame persoonlijkheid in de zeer verdorven stad Toledo.
Encanto.
Ik zei niets beleedigends tegen u, Barbero. Ik sprak van het musschen-gesjilp op ons modern burgerlijk tooneel, waar men den nachtegalenzang verjaagd heeft. En wat de dame Barberina betreft, zij is een zeldzame vrouw, daar zij weet wat zwijgen is.
Barbero.
Weshalve alle andere dames van Toledo haar hebben uitverkoren tot wrijfpaal harer klapachtigheid. En indien het maar bij klapachtigheid bleef. Maar als de ekster veel snapt, ligt er goud in zijn nest. Ah, als ik maar schrijven kon zooals jij, Encanto. Ik zou kronieken kunnen opstellen met ware gebeurtenissen van zooveel ontzettendheid, dat ik als inkt het bloedroode sap van den granaatappel zou moeten gebruiken.