HET GEHEIM VAN POLICHINELLE. 35
Door ridders koen en stout,
En slordig met hun goud,
De hertogin lijdt zwaar,
Maar niemand weet van waar,
Aanschouw haar in ’t gelaat, m En zeg waarom het gaat,
Genees melancolij,
Ik roem u in poëzij.
Dit is een hoogst duister klinkend schrijven en de eenige heldere klank in dezen brief is deze gouden dukaat, die men er heeft ingesloten. (Hij haalt een goudstuk uit den brief en laat het klinken).
Barberina.
Heer, wellicht kan ik u wijders inlichten... Er gaan geruchten in de stad, dat er aan ’t oude hof iets vreeselijks moet geschied zijn ... Niemand weet het ware maar de hertogin lijdt aan maanziekte en gaat ’s nachts slaapwandelen en zij keert dan altoos naar dezelfde put, waarin het water is gaan stinken met denzelfden dag, dat de eerste hertog niet terug is gekomen van een gemaskerd bal, waai hij als Polichinelle danste. En de hertog lijdt aan dezelfde ziekte en gaat ’s nachts slaapwandelen en keert dan altoos naar dezelfde put, waarin het water is gaan stinken op denzelfden dag, dat de eerste hertogin niet terug is gekomen van den toren na een kerkklokwijding. Zie... daar gaan ze...
Pera.
Hoe gebukt gaat de hertog. Is hij zoo oud?
Barberina.
Neen meester. Niet zoo veel ouder dan ik.
Pera.
En hoe oud zijt gij?
Barberina.
Tien jaar jonger dan mijn man ...
Pera.
En de hertogin naast hem... Is zij ouder dan hij ?
Barberina.
Neen heer ... jonger ... veel jonger.
Pera.
Hoeveel jonger?
Barberina.
Zij is tien jaar jonger dan de eerste vrouw van den hertog, die na de klokwijding heet verongelukt te zijn.
Pera.
Heet?