iS HET GEHEIM VAN POLICHINELLE.
Bereiken liefdes toppunt, want zij huwen,
Maar is ’t gerucht geen lasterpraat doch waar,
Dan ’laas die beiden vormen nooit een paar.
Aan Bella Cara rest dan slechts de kap,
En Adelante volgt haar bij dien stap.
Vaartwel mijn ridders, hem schenk ik mijn hand,
Die Bella Cara redt voor kap en schand.
(De Gravin Adelante af). Matar a Hierro.
Vaarwel, ik zweer u op dit kruisgevest,
Dat ’k speuren zal voor u naar oost en west.
Sangre Fria.
Vaarwel, de gier speurt niet zoo naar het lam,
Dan ik voor u — gespoord door liefdes vlam.
(beiden aj).
Achtste Tooneel.
Asnazo, Guerrero, Banquero.
Asnazo.
Halt! Daar zijt gij beiden, boosdoeners. Gij weet reeds waaraan gij schuldig zijt. Gij Guerrero, uitgezonden om den strijd tegen die van Granada te winnen, hebt verloren. Gij Banquero zijt beschuldigd, geld verdiend te hebben aan den honger. Sta hier voor mijn rechterstoel. Waarom Guerrero hebt gij den strijd verloren ?
Guerrero.
Edelachtbare heer, uit medelijden met den overwinnaar. Het ging als volgt. Mijn troepen stonden in het veld, en ik keek ze aan. Het waren allen jongelieden, gezond van lijf en leden, vroolijk, goedsmoeds, argeloos, levenslustig en opofferingsgezind. Zij hadden alle vaders, die gewerkt hadden om ze op te voeden, moeders die getobd hadden om ze groot te brengen, en liefjes die naar ze verlangden.
Asnazo.
Dus was het leger van Toledo om zoo te zeggen een leger, waarmede men overwinnen kon?
Guerrero.
Waarmede men overwinnen moest.
Asnazo.
En toch verloren het de onzen?
Guerrero.
Zooals ik zeide, uit medelijden met den overwinnaar. Ik sta op ’t slagveld en zie naar ’t leger van Granada, mijn tegenpartij, genaamd vijand. Dat waren ook allen jongelingen, gezond van lijf en leden, vroolijk, goeds