69
en het waagden, haar lang en smachtend aan te kijken.
Zij lachte helder op, keerde zich naar Leonard, die in deze vreemde, voor hem nieuwe omgeving, niet op zijn vrouw lette, hoorde naar de liedjes, die hij trachtte te verstaan.
„Die vieze vent denkt, dat ik gecharmeerd op hem ben,” zeide zij in ’t Hollandsch. Kn weer stootte zij haar, helder lachje uit.
Maar zij kende Parijs te goed, had er alleen maar een paar dagen willen blijven om zich de tijden van vroeger te herinneren, nog eens de plaatsen te zien, waar zij vroeger geweest was, nieuwsgierig of er nog dezelfde personen waren, of er wat veranderd was.
Ze zouden den volgenden morgen naar Monte-Carlo vertrekken.
„Leo, nu moesten wij van avond naar de Capucines gaan en dan tot slot nog eens in de Olympia-bar en bij Maxim gaan kijken.”
„Maxim? Kunnen daar fatsoenlijke vrouwen komen?”
„Man, wees niet zoo zwaartillend. Wat gaat ons dat aan. Als we er toch pleizier in hebben. We hebben toch niemand verantwoording te geven. En dan, als vreemdelingen kan je in Parijs alles doen.”
Zc hadden eerst een paar kluchtige blij spelletjes gezien, in het Theatre des Capucines, waar zij achter Leonards rug gestadig gecoquetteerd had met een slanken heer van diep in de veertig, met vermoeide oogen en een kaal hoofd. Zij had hem met haar blauwe oogen verwonderd en vragend, met een blik van verlangen, aangezien tot hij onrustig werd, aan zijn snorpunten begon te draaien, zichtbaar aan ’t overleggen ging, hoe hij haar kon naderen.