66
vormen zich goed afteekenden, de mouwen schuimend van écru kant. Zij kocht zijden rokken, batist ondergoed, zwart zijden opengewerkte kousen.
Hij was verbaasd over haar smaak, over het wulp-sche welbehagen in al dat wereldsche modegoed en kreeg er haar te liever om. Hoe diep moest haar smart zijn geweest dat zij, met haar modainen aard, zoolang zich alles had kunnen ontzeggen.
Toen zij den volgenden dag toilet had gemaakt, scheen zij een ander wezen. Haar tred in de schoentjes van beige leer onder den voetvrijen rok, was veerkrachtig, jongmeisjes-achtig. Haar zachte, ietwat slepende gang was nu los, zwevend vlug.
,,Je bent heelemaal veranderd.”
,,Ik? Dat meen je niet. Zoo ben ik altijd geweest .... vóór de scheiding. Maar als wij straks in Parijs zijn, zal je nog heel wat anders zien . . . . hahaha.... nog heel wat anders .... hahaha.... daar ken ik adressen .... En wij maken ook een snoeptochtje naar Monte-Carlo, niet waar?”
„Maar kindlief!”
„Kom, ga mee. je zult het goed bij mij hebben. En jou zal ik ook anders aankleeden.... je bent een echt mooi kereltje om opgetuigd te worden .... Je moet je losser kleeden .... Een beetje Engelsch een beetje Amerikaansch.... en een beetje Fransch Van alles wat.... dan heb je wat eigens .... Er zijn Franschmannetjes, die de Engelschen naiipen dan zijn ze altijd belachelijk .... Want de Engelsche modes zijn voor lange, slanke figuren en de Fran-schen zijn öf groot en breed óf kléin en tenger. . . . En de Amerikanen zijn te veel „rasta”, zooals wij in