34
onderworpen als eene, die geen eigen wil kon laten domineeren.
,,Ja, gaat u maar voort, ik heb nog heel wat in orde te brengen. Mijn gezelschap zal u niet lang meer hinderen.”
Hij stond brusk op, liep zichtbaar toornig de kamer uit.
„Mijn jongen is wat opgewonden en wat gejaagd door het aanstaande vertrek; je moet je maar niet aan hem storen,” troostte mevrouw de Clermont ietwat verlegen.
Zij keek mevrouw de Clermont vragend aan.
„Maar mijnheer is toch heel gewoon,” meende ze.
En zij begon rustig te lezen met haar stem uit een sprookje, terecht vertrouwend, dat hij wel achter de deur zou staan luisteren.
Den dag voor dat hij naar Charlottenburg vertrok, klopte hij aan Adriennes kamer aan, nadat hij te voren haar door de dienstbode had doen weten, dat hij haar te spreken had.
Toen hij de deur open deed. zat zij peinzend in een lagen stoel, en voor haar, op een klein tafeltje, lag een portret-album geopend.
„Juffrouw Straning, ik kom afscheid van u nemen.”
„Gaat u zitten, mijnheer, ’t Is wel vriendelijk van u, dat u mij niet vergeet.”
Hij keek eens rond in de kamer, die hij goed kende omdat hier vroeger, toen hij nog een jongen was, zijn speelkamer was geweest. Er was weinig in veranderd. Hetzelfde behang, dezelfde meubelen. Alleen een klein kastje van notenhout, een paar kleine tafeltjes en twee lage stoelen waren er nieuw; hij besefte iets van het eenzame, het verlatene van deze vrouweziel, die