33
Een paar dagen voor zijn vertrek, juist vóór dat Adrienne met het voorlezen zou beginnen van het eerste hoofdstuk van een roman van Maarten Maar-tens, welke de Rotterdammer als feuilleton begon te publiceeren, zeide Leonard tot zijn moeder, maar zoo dat de woorden eigenlijk tot Adrienne gericht waren:
„Weet de juffrouw al, dat ik overmorgen naar Duitschland ga?”
Hij zag Adrienne scherp aan, in spanning naar hetgeen zij antwoorden zou, hopend op een blik van ontgoocheling, een licht schokken van de schouders, een verbleeken of een blozen. Maar zij reageerde niet in het minst, las de eerste regels van het feuilleton met hare mystieke mezzosopraan voor.
„Hoorde u niet wat ik zeide?” vroeg hij wat hard en driftig aan Adrienne.
Zei u wat?” vroeg zij.
„Ja, zeker.”
„Tot mij?”
Hij had al spijt van zijn drift, voelde zijn ongelijk. Hij had immers tot zijn moeder en niet tot haar het woord gericht.
„Ik wilde u zeggen juffrouw, dat ik overmorgen naar Berlijn vertrek,” sprak hij zachter.
,,Voor uwpleizier?”antwoorddezij weiniggeinteresseerd.
„Neen, om voor zijn diploma te gaan werken Adrienne,” zeide mevrouw de Clermont.
„Dan zal het hier nog kalmer worden,” meende ze, en in haar toon lag berusting en een zweem van passieve tevredenheid.
Het bleef even stil.
„Zal ik voortgaan met lezen, mevrouw?” vroeg ze
DE GERAFFINEERDE 3