91
Voor ’t eind der 13e eeuw, moet onze zeevisscherij reeds belangrijk geweest zijn, blijkende o. m. uit een order van Eduard I van Engeland, gedateerd uit 1295, waarbij den Engelschen visschers van Jernemuth en Baillevis gelast wordt, geen overlast aan te doen aan vele lieden van Holland, Zeeland en Friesland, die zich eerstdaags zullen begeven tot visschen, in onze zee, bij Jernemuth (Yarmouth.)
Men zoutte de haring waarschijnlijk op de wijze die nu „steuren” heet, dat is, men legt de visch gewoon rondom in ’t zout.
De uitvinding van ’t kaken bracht in de haring-visscherij een grooten omkeer teweeg. Of Willem Beukelsz te Biervliet werkelijk de uitvinder van het haringkaken is geweest, kan niet met zekerheid bestemd worden. Doch het feit, dat Keizer Karei V in 1556 te Biervliet ’s mans graf bezocht en gebeden opzond voor het zieleheil van Beukelsz, doet vermoeden dat hij in elk geval hoogstwaarschijnlijk een groot aandeel in de verbeterde manier van haringzouten heeft gehad.
Het kaken bestaat in het verwijderen van een deel der inwendige organen van den visch, terstond na het binnenhalen der vangst.
De haring wordt daarna eerst rondom door het zout gerold en dan tusschen lagen zout in vaten gelegd. Het bloed en de andere vochten van de geopende haring, (o. m. de slijmheid van den visch en het zeewater) wordt door het zout opgezogen en er ontstaat een bruinroode vloeistof, de „bloedpekel”, die de con-serveerende eigenschappen bezit.
De naam „kaken” is waarschijnlijk ontleend aan den naam van de haringtonnen, die aanvankelijk