74
Waar symbolen, tooverspreuken, gebeden en gebaren zijn.
Waar wij zijn, maar dan alles niet. Of alles, — maar dan wij niet!
Het mysterie wordt alleen met woorden gediend. Het ziet naar de gedachte, zooals een feestmaal vol bachanten naar een lijkbidder. Het vernuft moet de vaten wasschen in de keuken. En het verstand staat met zijn schrandere oogen als een vragende, hongerige hond naast de gasten. Het geeft pootjes, het zit op, geduldig wachtend tot de feestgangers eens terzij zullen zien en een brokje toewerpen. Soms wordt een zwelger aan den disch van den overvloed van woordenwijn en woordpasteien verzadigd ; dan komt een slaaf en kittelt zijn keel met een pauweveer.
De verstandige honden gaan gulzig te gast op de uitwerpselen, zij verdringen elkaar, zij bijten elkaar, zij kreunen en grommen en blaffen.
Dan komt een woordkoning, korzelig om ’t rumoer en geeft een trap tusschen de bende van ’t gezond verstand, ') dat ze jankend uiteenvliegt, de besmeurde hongerige smoelen met lange roode tongen aflekkend en van verre vol verlangen, maar met nog grooter angst blijven ze hunkerend staren naar den welbeladen disch van het koninklijke woord.
Daarom, alleen met woorden is het 'mysterie te naderen ; woorden kruipen om het mysterie heen als voorzichtige krabbetjes met de scharen tastend vooruit om een doode visch. En daar zijn ze, de woorden : leven, vitaliteit, instinct, zintuig, fluidum, bezielde
1) Friedrich Nietzsehe.