Een droomer ter haringvangst

Titel
Een droomer ter haringvangst

Jaar
1894

Pagina's
276



11

zeroen, een korte pilowsbroek kwam op zijn kousen naar beneden.

„Is dat je zoontje, schipper ?” vroeg Herman.

„Neen mijnheer, dat is de jongen.”

„Moet je ook schipper worden ?”

„Nee,” zei de jongen, verlegen wendend met zijn hoofd. De schipper, met schrandere oogjes, zijn pet schuin op ’t hoofd, een boezeroen van fijne streepjes van blauw en wit, met een groote, dikvingerige hand langs zijn rood kinbaardje strijkend, tot Herman :

„Schipper wordt er maar één op de vijftien: schipper is zooveel als kapitein op een groote boot. Ik ben hier de schipper. Maar Jan wordt matroos, nietwaar Jan ?”

„Ja,” zei de jongen, in zijn verlegenheid zijn handen boven de kombuisplaat houdend, als had hij ’t erg koud.

„Ja, mijnheer,” zei een vrouw, half in schemer, met een nadruk op mijnheer den jongen onderrichtend ; een vale streep licht viel langs haar gebloemd jak ; zij verstelde een kleedingstuk en boog zich zeer over haar werk in de schemering van het achterin.

Herman ging met zijn begeleider weer naar boven. De frissche buitenlucht viel vlak tegen hem aan en hij rilde even, maar dan ruim ademhalend:

„Ik zou daar stikken.”

Zij verlieten het schip en wandelden samen langs de haven tot het hoofd. Daar, leunend tegen den kop van een ducdalf, staarde Herman langs het water, weekglanzig groen, met breede straten van zilverlicht en in de verte de blauwe sluier der vochtige sfeer.

Een achttal visschersvrouwen kwamen naar 't hoofd

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.