100
lazaretten getroffen, die heelmeesters en timmerlieden en reservebemanning aan boord hadden. Zij dienden in ’t algemeen om te voorkomen dat eenige buis, door tegenspoed of zeegevaar, ontijdig naar buis zou moeten zeilen.
Na den vrede van Amiens (1802) herleefde de vis-scherij; 168 buizen zeilden uit; doch in 1803 moest, door de verbreking van den vrede, het uitzeilen verboden worden. Napoleon’s plan in Engeland te landen, was reeds zoo bekend, dat de Engelschen er op uit waren zooveel mogelijk schepen te kapen of onbruikbaar te maken, en er kwam zelfs een gebod, dat al de Hollandsche visschersschepen op liet strand over de duinen moesten worden gesleept, ten einde ze te beveiligen tegen de Engelschen.
Na 1813 herstelde Willem I dadelijk de haringwet van 1801 in haar volle kracht. Het beschermend stelsel bereikte tevens zijn toppunt. Elk groot haringschip, dat werd uitgerust, kreeg/ 500, kleinere schepen kregen j 200 van de regeering. De wet op den zout-accijns van 1816 verleende accijns vrijdom voor alle haringvisscherij.
De verschillende Noordzee-visscherijen bereikten spoedig een tijdperk van grooten bloei. In 1818 werd nogmaals een haringwet afgekondigd, waarin het bedrijf werd gereglementeerd en tot 1857 werd tusschen voor- en tegenstanders der beschermings- en regle-menteeringspolitiek strijd gevoerd.
De wet van 1818 liet de regeling van technische détails aan de provinciale besturen over. Deze besturen gaven reglementen, waarin de haringvangst nog meer aan banden werd gelegd: tot zelfs de grootte en het