99
landsche haring verhandeld. Toch bleef de Hollandsche haring de meest gevraagde. In 1753 werd te Hamburg de Hollandsche haring, gekeurd of ongekeurd, gaarne gekocht.
Na den vrede van Utrecht begon de haringvangst langzamerhand zich van de verliezen te herstellen; doch thans leverde men herhaaldelijk zulke slechte haring, dat er in Duitschland zeer over geklaagd werd en de goede roep dreigde verloren te gaan.
Holland en Zeeland begonnen premiën uit te loven, f 500 voor elke buis die uitzeilde en tengevolge hiervan had de haringvisscherij een korten tijd van bloei, doch het bleek, dat men meer naar de premie dan naar de haring vischte. In 1780 werden nog slechts 151 buizen uitgerust. Na den oorlog in 1780 door Engeland aan de Republiek verklaard, kreeg de vis-sclierij den genadeslag; in 1781 werd door de Staten een algemeen verbod van uitzeilen uitgevaardigd en men at in Holland voor ’t eerst haring door ’t buitenland ingevoerd, nl. door een Deensche maatschappij, die te Amsterdam een vertegenwoordiger had.
In 1783 zeilden weer 120 buizen uit; in 1788 werd opnieuw een geregeld premiestelsel ingevoerd (/'500 per buis) en langzamerhand nam het aantal buizen weder toe, doch na enkele jaren stond zij weer, nu door den oorlog met Frankrijk, geheel stil. In 1801 werd een groote publicatie uitgevaardigd, die, behalve de meeste bepalingen der oude plakaten, nog tal van nieuwe bevatte, vooral ook met betrekking tot de data van het uitzeilen en binnenvallen en de controle op de vervaardiging en afmeting der netten. Ook werden bepalingen omtrent hospitaalschepen, drijvende