mooiste man van mijn huis en van het hele dorp. Hij loopt rond in een windjack en zwaarbespijkerde bergschoenen. Zo verschijnt hij des morgens vroeg in het washok, waar hij met het water niet verder komt dan zijn eminente hals, maar wel zijn tanden goed poetst en zijn baard netjes uitkamt en zijn knevel opstijft. Wij beschouwen hem als een soort reserve-Sinterklaas. Wij hebben namelijk eentje met een langere baard, die de voorrang heeft. Vigeveno verfraait het voddenpakhuis, geeft er een soort renommé aan, verlicht ons door zijn correcte klederdracht, zijn volheid des vlezes, zijn afgemeten stap het bestaan dat de neiging heeft in grauwheid te vergaan. Vooral nu het modderseizoen zijn intrede heeft gedaan dank zij de regens: de hobbelige wegen zijn in slikmassa’s met poelen ertussen verkeerd, de vloeren der barakken zijn al direct na de morgenschoonmaak alweer zwart van de van buiten aangedragen modder. Het leven concentreert zich om het kacheltje: koken en opwarmen van pannetjes, potjes, keteltjes, kannetjes, gezellige concentraties van warmte-zoekenden in de namiddag- en avonduren met veel gegons. Tot mijn kachelhoekje behoren behalve de Turken en Spanjaarden, ook dokter Van Esso met zijn vrouw, hij wat stijf, zij sprankelend van leven en vernuft, goede cultuur. Ook natuurlijk veel ruzietjes om het kacheltje, vanwege de preferentie en de beperkte ruimte, maar op mijn kacheltje kunnen toch wel vier pannetjes tegelijk staan, als ze niet al te onbescheiden zijn, waartussen dan nog een klein getal boterhammen kunnen liggen roosteren. Ik slaap boven de kachel, mijn rugzak en mijn kleren hangen erboven: ik heb alle last en
49