5 november 1943
Beste Annie,
Gisteren zond ik je het gebruikelijke officiële kaartje, vandaag gaat dit briefje erbovenop, dat je misschien al eerder krijgt. Ik zit hier in een centraal verwarmd kamertje, waar ik vaak mijn correspondentie en ander schrijfwerk doe, terwijl buiten op de wegen al rijp ligt. Vanmorgen bij het verlaten van mijn barak om half tien kreeg ik een koude neustop: bewijs dat het vroor. Lekker, pittig weer, dat de levensgeesten aanvuurt. De mannen lopen in winterjassen, de vrouwen met capuchons of doeken om hun oren. In mijn barak wordt des morgens nog niet gestookt; in andere wel. Er is tekort aan steenkool; turf is er genoeg, uit de omgeving. Vulkachels staan in de barakken en in de wasruimten. Dat zal je misschien niet interesseren, maar dat was ook maar zo terloops. Ik had je nog iets willen melden over de ziektegevallen en de quarantaine. Tot gisteren waren negentien positieve gevallen van kinderverlamming geconstateerd, waarbij één geval met dodelijke afloop bij een man van 51 jaar. De gevallen zijn voorgekomen in de barakken 61,62, 63, 64, 69, 82 en 85. In het begin werden de ziekenbarakken waar zich ziektegevallen voordeden of waar de zieken waren opgenomen, met prikkeldraad van de buitenwereld afgerasterd. Gisteren is een decreet uitgevaardigd dat een verbod inhoudt van bezoek in het ziekenhuis en dat ook verbiedt de barakken waar zich de laatste tijd
43