‘En die zeggen, dat u in bed moet zijn.’ Gezicht van: ziezo, nou weet u ’t! ‘Die reglementen zijn door de Duitsers gemaakt, mijnheer, en wij zijn met elkaar Joden, en die moeten elkaar zo verdraagzaam en goed mogelijk behandelen.’ De rector wist met zijn zakdoek doodbedaard zijn bril af.
‘Ik heb met uw praatjes niets te maken. U gaat naar binnen.’ ‘U is geen ziekenhuisportier, maar, als ik zo zeggen mag, een Feldwebel.’
De portier heeft een kop zo rood als de lellen van een kalkoense haan.
Hij zwijgt, maar zijn ogen bliksemen. Als hij de goede rector had kunnen vernietigen, had hij het zeker gedaan. Grote controle vandaag op de bedbagage: een doos mag niet groter zijn dan 20 x 20 x 30 cm. Een der broeders inspecteert de inhoud van dozen en smijt eruit wat naar zijn mening aan etenswaren overbodig is. Klein dictatortje, opgevoed in de school van de knecht van de knecht van de Führer. Voor de rest liggen de patienten, de meesten, volwassenen én kinderen, al weken lang niet behoorlijk gewassen, te zweten in hun bedden in de smeltende hitte.
Elders worden de patienten naar buiten gedragen; hier steekt geen broeder een vinger in hun belang uit. Het stinkt in de barak. Geen dokter die zich met de zaak bemoeit. De patienten zijn razend; zij liggen onder elkaar te mopperen, te schelden of te vloeken. En kwaad naar de vliegen te slaan, die bij zwermen om de bedden rondzwerven. Grote schaarste aan rookwaren. Voor een pakje sigaretten betaalt men grif f 22,50.
vrijdag 23 juli De Obersturmführer loopt met plannen rond. De geruchten als zou Westerbork op het bestaande niveau als Arbeitslager worden geconsolideerd, nemen vastere vorm aan. Een bepaald aantal bijeengelegen barakken is aangewezen voor de industrie, metaalbewerking, lompensortering, confectiebedrijf; de resterende bewoners worden geconcentreerd in een bepaald complex barakken. De commandant meent, zo heeft hij gezegd, dat Joden die de gehele dag werken, behoefte hebben aan ontspanning. ‘Mijn Joden’, zoals hij zegt. Sedert kort heeft hij daarvan praktisch blijk gegeven: door een Symphonie-orkest, dat later werd veranderd in een cabaret, dat nog altijd geregelde voorstellingen geeft. Alleen is intussen de Arische muziek, die aanvankelijk werd toegestaan, weer verboden; nog slechts Joodse muziek is toegelaten. De grilligheid is duidelijk herkenbaar. De commandant verschijnt nog geregeld in het cabaret, waar hij zit te schudden van de pret, zich op de knieën slaat van plezier. Maar applaudisseren doet hij niet, kan hij als s s-officier niet. Onlangs waren een paar rijke Drentse boeren zijn genodigden, die niet waren geïnstrueerd: zij applaudisseerden als gekken. Aan de commandant wordt thans de bedoeling toegeschreven, een café-chantant te doen inrichten voor de volwassenen, een speeltuin voor de kinderen, ter verhoging van de gezelligheid. Dat lijkt op goedheid des
92