In Depot

Titel
In Depot

Jaar
1964

Druk
1964

Overig
1ed 1964

Pagina's
303



onder de broeders. ‘Vooruit - naar bed, daar gaat de Unterscharführer!’ fluistert angstig een jong broekje van een broeder, die vroeger nooit broeder is geweest, maar ijscomannetje en nu dertig patienten onder zijn commando heeft. Volwassen mannen, waaronder kérels. Wat naar bed!’, bijt een patient-van-aanzien hem toe, ‘je kunt tegen ons wel snauwen alsof we recruten waren, maar voor de eerste de beste Duitser beef je als een riet ! We hebben met je Unterscharführer niets te maken. We staan hier lekker.’ Het broedertje kijkt bedremmeld. In de zaal, als de patienten op bed lagen, was hij nooit op tegenspraak gestuit, ging het commanderen zo gemakkelijk. De zon en het licht geven ons ons vrijheidsgevoel terug en maken ons moedig. In onze burgerkleren voelen we ons weer mensen. De Unterscharführer komt terug door het straatje, weer zonder naar links te zien of naar rechts. We nemen hem van top tot teen op: we hebben nog nooit een Unterscharführer in burger gezien. Heel wat anders dan in dat indrukwekkende, sprinkhaan-groene pakje met distinctieven.

Hij merkt ons naar het schijnt niet op. Het broedertje blijft onthutst staren. Voor de derde keer komt de Unterscharführer terug, blijft abrupt voor de ingang van de barak staan, draait wat heen en weer en begint een gesprek met een naderende Jood, die een kruiwagen voortduwt. Vriendschappelijk. Waarachtig vriendschappelijk. De Jood staat als gelijke, ongedwongen tegenover hem. Een tweede Jood voegt zich even ongedwongen bij hen, neemt ongevraagd deel aan het gesprek. Zij schijnen elkaar goed te kennen. De patienten blijven rustig staan en praten onbevangen door. ‘Ken je de geschiedenis van dat knulletje? Die is aan het Oostfront geweest. Toen hij terugkwam en hier Unterscharführer werd, heeft hij gezegd: Jullie Joden komen wel uit Polen terug, maar ik krijg mijn arm, die die verdomde Russen hebben af geschoten, niét terug!’ We hebben medelijden met het kereltje, dat er, ondanks zijn nette burgerpakje, erg povertjes uitziet. ‘Maar zal ik jullie ’s wat anders vertellen. Als de trein gaat snaait hij van de Joden nog wat-ie kan. Met z’n ene arm. De fielt. En als de trein weg is, is hij tegen de Joden poeslief en bestaat er geen Jodenkwestie voor hem. Fijne jongen.’ We kijken hem er op aan: kan een mens dàt doen? - we wéten dat een mens dat doen kan.

De Unterscharführer reikt elk der beide Joden de hand en verdwijnt zonder naar links te zien of naar rechts, zonder dat het hem heeft getroffen of gehinderd, dat patienten niet in hun bedden lagen en als gezonde mensen met elkaar stonden te praten. Het broedertje is nergens meer te zien. Het heeft een lesje gehad; dat hopen we tenminste. Het bedrijf gaat onverminderd door. Tot diep in de middag. Zomerdagje buiten.

donderdag 1 juli De eerste helft van het jaar is om. Wonderlijk: ofschoon ik hier zonder doel en zonder zin, althans schijnbaar, lig te


63

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.