u moet er goed aan denken, ik houd van stilte en rust. Daverend applaus met handen en voeten. Verkeerd entree bij foliënplukkers, die kooplieden, professoren, leraren, huisvrouwen zijn, hier voor spek en bonen zitten.
Hij voelt zich, maar we hebben lak aan hem. Brauner is bij gedraaid. Vanmiddag zat ik aan mijn werktafel de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’ te lezen. Hij kwam naderbij en vroeg poeslief: ‘Vindt u de artikelen van de Nieuwe Rotterdamsche Courant beter dan de artikelen van het Handelsblad?’ Ik heb hem maar vriendelijk in zijn infantiel smoeltje gekeken en geantwoord: ‘De buitenlandse overzichten van de Rotterdammer mogen er voor deze tijd zijn.’ Ik dacht: ziezo, je bent getemd. Praktisch kan ik doen en laten wat ik wil, als ik het maar zo doe, dat het geen aanstoot naar buiten geeft. De Obersturmführer heeft barak 85 gisteren tevergeefs laten wachten: de schoenen waren prachtig gepoetst, maar hij was blijkbaar door nog ernstiger zaken verhinderd zijn Joden te inspecteren.
Zij waren zeer teleurgesteld.
donderdag 24 februari Gisteravond uitgestelde inspectie in de 85. Och, och, wat had men gepoetst. Elk paar schoenen werd tevoren voorgehouden aan professor Dresden, die in zijn bestuursloge met kritische blik, met professoraal kritische blik de schoenen bekeek, van voren, van achteren, opzij, van onderen, teneinde de aan hem toevertrouwde schapen te bewaren voor verder onheil. Wat blonken de schoenen, als zwarte duivels. De commandant heeft ze bekeken, stuk voor stuk, met Jobsgeduld, alsof hij nieuwgevonden planten moest determineren.
Hij zei niet veel omtrent zijn bevindingen. Er was ook niet veel te zeggen: het was alles keurig en keurig in orde. Geen oppasser had het die vuile Joden kunnen verbeteren. Maar tevreden was de commandant niet.
‘Laat eens zien’, zei hij, ‘zestig man ongeveer hebben hun schoenen niet gepoetst. Zestig man onder de vijfenvijftig jaar, zaterdagmiddag en zondag in de buitendienst.’ Daarmee had het drama van de schoenenpoetserij haar slot gevonden. De Barnevelders, onder de vijfenvijftig, briesten van woede. Zij voelden het verduiveld goed: ik zàl jullie geprivilegieerde bourgeois; werken zullen jullie, verdomme, Frederiks mag zijn wie hij wil, het kan me geen zier schelen, Joden zijn jullie zoals de anderen, geen haar beter. Daarmee basta! En de Joden dachten: waar zijn de dagen van Barneveld? Het voorgenomen transport van de Portugezen in de barak van de Barnevelders en in die van de gedoopten werd vanmorgen afgelast. Grote verbazing. Laat in de middag werden de vier tot de Barnevelders behorende Portugezen op de Lagerkommandantur ontboden. Hun werd stuk voor stuk de vraag gesteld, of zij zich soms met Den Haag in verbinding hadden gesteld om Frederiks te verzoeken, zijn invloed aan te wenden, opdat zij niet als Portugezen
297