zonder hun vrouwen vertrekken. Dit transport is aan de trein voor Zelle vastgekoppeld en gaat, naar bekend is geworden, naar Weimar. De vrouwen zouden donderdag a.s. volgen. Vermoed wordt, dat de politiek hier een rol speelt: ontstemming van Duitsland over de afvalligheid van Hongarije, dat onlangs besloot z’n troepen uit Rusland terug te trekken. Vanochtend vroeg de Amerikanen en Engelsen per autobus op transport naar Assen en vandaar naar Den Haag om naar interneringskampen in Duitsland te worden overgebracht ten behoeve van uitwisseling. Met vreugde vertrokken. De Joden naar Zelle met droefenis in het hart vertrokken: velen zijn ervan overtuigd dat de oorlog nog slechts kort duurt en betreuren het dat zij voor die korte tijd nog het Nederlandse grondgebied hebben moeten verlaten. Duitse families, die jarenlang in Nederland hadden gewoond, zich met de Hollandse zeden en gewoonten hadden vertrouwd gemaakt en de Nederlandse taal correct en vlot spraken, betreuren het vertrek dubbel. ‘Hoe komen wij weer in Nederland terug?’, vroeg menigeen. ‘Waarom moeten wij naar dat rotte moffenland terug?
U (tot mij) komt weer in uw vaderland terug, want u is Nederlander.
Maar wij: wij zijn statenloos. Wat komt er van ons terecht!’ Dat is het probleem voor vele Duitsers, die Duitsland reeds hadden afgeschreven en hadden gehoopt, het eind van de oorlog hier te kunnen halen. Afschuwelijke sensatie, al deze mannen, vrouwen en kinderen, met wie men zo lang bevriend was en met wie men het lot hier heeft gedeeld, als verpauperiseerde landverhuizers met een paar koffers of bundels vodden te zien gaan, met de zekerheid: voor hen is Holland verloren, zij blijven beroofd en berooid in het Oosten steken. Menige vuist heeft zich vandaag gebald, menige verwensing, menige vloek heeft zich vandaag tegen Duitsland gericht en opnieuw hebben de gevoelens van wraak zich gevoed met het beeld der schande en vernedering, waarin de Joden, ondanks de gepoetste personentrein, zijn vertrokken. Zelle mag zijn wat het wil, men vertrouwt het niet: men weet dat de Duitsers de Joden naar Zelle voeren voor een smerig sjacherhandeltje en dat, als het mislukt, laatstgenoemden op de mesthoop worden geworpen als de honderdduizend Joden, die voor een groot deel in beestenwagens naar Polen zijn gesleept. Nederlanders en Duitsers haten gemeenschappelijk de Duitsers met een haat, zo fel rood, dat niets in staat is die te blussen. Maar de Nederlanders haten tegelijk de Duitse Joden met een haat, die bijna even gloeiend is als de eerstgenoemde haat, omdat de Duitse Joden met hetzelfde sop overgoten zijn als de niet-Joodse Duitsers. ‘Rotvolk!’, zegt men hier, en doelt zowel op het ene als het andere deel van dit volk. Of zij zijn zo zoet van taal, dat de valsheid er aan alle kanten afdruipt, of zo grof, dat men ze graag tegen de grond zou stompen. Dat is de algemene klacht. Het transport is weg en wij hebben het gevoel, alsof de familie kleiner
265