waar men hartstochtelijk speelt, skat, bridget: oude, stramme mannen, oude frontstrijders met opgesteven snorren als tijgers vormen er antieke panopticum-stukken. De oude letterkundige Georg Hermann, de schrijver van Jettchen Gebert, loopt als een deur zo stijf, maar in stranddracht met een pet en een wandelstok rond en vraagt iedereen: ‘Na, mein Freund, gibt’s Neues? Sie wissen doch so viel.’ En vertelt gemoedelijke grapjes, zoals in Jettchen. Nu is dit pensionaat reeds voor een deel leeg, verscheidene families zijn met het jongste transport weggezonden; de resterenden lopen met zorgelijke gezichten rond, ondanks het privilegie van Theresienstadt of Midden-Duitsland. Zo verdwijnt misschien het meest markante instituut van Westerbork.
zaterdag 11 september Het begint guur te worden. Mannen verschijnen in winterjassen, vrouwen in mantels met bont. De vliegen hebben mij vannacht voor de eerste keer met rust gelaten, vandaag zwalken nog wat enkelingen in de barak rond. Sedert de laatste dagen nemen kampbewoners, die het vertrek naar Duitsland vrezen, de vlucht, zoals ratten, die het zinkende schip verlaten. Een verpleegster, een vrouwelijk lid van de Antragstelle, twee leden van de Hasjera.
De marechaussée staat klaarblijkelijk onverschillig tegenover deze ontvluchtingen. Ze heeft er zelf schoon genoeg van, in haar torens bij tij en ontij, overdag en ’s nachts te koekeloeren en langs het prikkeldraad te patrouilleren. Ze wil evenals de Joden naar huis.
zondag 12 september Gisteren verjaardag gevierd van een mijner vrienden; van een vriendin, journaliste, die in mijn barak woont, in de vrouwenzaal (maar daar alleen maar slaapt), en huishoudt in de eenkamerwoning van een alt Kamp-Insass en daar dus ook haar maaltijden gebruikt. Zes mensen, die elkaar kennen zoals mensen aan boord elkaar kennen, vluchtig, bijeen aan een feesttafel in een kamp, dat schreeuwt van ellende: de gastheer had voor bloeiende rozen gezorgd, de gasten hadden allen geschenken meegebracht, bloemen, vruchten.
Diner bestond uit: Hors d’oeuvre van ei met zalm, daarna knakworstjes met doperwtjes, vanillepudding na. De knakworstjes waren een geschenk der góden: op de bus stond slechts: doperwten; toen hij open was, bleek dat er zes knakworsten in verscholen zaten. De gasten waren verrukt van de worsten; zij verslonden ze. Bij het einde van het diner bracht de post, alsof het afgesproken was, maar het was puur toeval, per kruiwagen zes pakketten voor de jarige, alle uit Amsterdam. Het was alsof er een hoorn van overvloed werd geledigd: brood, kaas, boter, jam, truffels, schrijfpapier etcetera, etcetera. Wij leefden allen met de jarige mee, een beetje afgunstig. Daarna de koffie, getrokken van echte koffie,
156