GEDWONGEN TOT EEN POLITIEK DES VREDES.
hg ons op politiek-psyckologische gronden verbluffend vernuftig voorgerekend, dat een oorlog van West-Europa tegen Rusland niet kan uitblijven. Hij heeft ons zelfs de constructie geteekend, die West-Europa zou gebruiken om den oorlog te beginnen: Polen zou, als vooruitgeschoven post van Frankrijk, een conflict met Sovjet-Rusland uitlokken, Frankrijk zou Polen met zijn geweldig leger te hulp komen, en tegelijk met Frankrijk zouden de andere in het complot betrokken landen Rusland overvallen.
Het argument, dat West-Europa zich de weelde van een oorlog niet kan veroorloven, dat een oorlogsverklaring aan Rusland de ineenstorting van Europa zelf zou beteekenen, — maakt in Rusland geen indruk: een oorlog van West-Europa tegen Rusland zou de laatste wanhoopspoging zijn om Europa uit zijn economische en politieke crisis, die de Russen thans permanent verklaren, te redden.
Zijn de bolsjewisten in hun redeneering te goeder trouw? Gelooven zij in ernst, dat Europa een oorlog tegen hen in den zin heeft? Het gunstige tijdstip daarvoor is in werkelijkheid al sedert lang voorbij. De propageering van deze gedachte kweekt in het Russische volk in ieder geval een strijdvaardige stemming, die noodig is om den volksgeest militair-economisch paraat te houden. Zitten de Russen hier niet in een neurose? Dat West-Europa en Sovjet-Rusland goede vrienden van elkaar zijn, zal niemand beweren, — maar het gebrek aan waardeering is zeker niet eenzijdig. Sovjet-Rusland is West-Europa innerlijk minstens zoo vijandig gezind als West-Europa Sovjet-Rusland. Rusland heeft dan ook niet het recht, zichzelf de mooie rol, en West-Europa de leelijke rol toe te bedeelen.
De bolsjewisten hebben inderdaad een verhitte verbeelding, die moet worden verklaard uit hun binnenlandsche moeilijkheden en het besef van de groote kwetsbaarheid van Sovjet-Rusland. Indien Sovjet-Rusland, om welke reden dan ook, met Europa in een oorlog werd gewikkeld, zou voor Rusland oneindig veel op het spel staan. Sovjet-Rusland ontbeert niet alleen een parate industrie, die snel en doeltreffend op oorlogsvoet zou kunnen worden geschoeid en zich zou kunnen meten met die van zijn tegenstanders, maar deze industrie, die eerst in het begin van haar eigenlijke ontwikkeling staat, is nog zóó labiel, dat zij den heftigen stoot van een oorlog niet zou kunnen doorstaan, een schok zou krijgen, die voor deze industrie wellicht noodlottig zou zijn. Hierin vindt men een verklaring, waarom Sovjet-Rusland de uitvoering van zijn vijfjarenplan tracht te bespoedigen tot vier, drie jaar. Hierin mede vindt men de verklaring, waarom Sovjet-Rusland zijn zwaarindustrie, de industrie der productiemiddelen, in geval van nood zijn oorlogsindustrie, den voorrang geeft boven zijn lichte industrie.
Een oorlog zou voor Sovjet-Rusland dientengevolge beteekenen: de ineenstorting van zijn nieuw staatkundig stelsel, waarvoor te nauwer-nood de fundamenten gelegd zijn, dat, nog worstelend met innerlijke principieele conflicten en stuitend op torenhooge practische moeilijkheden, nog volstrekt niet geconsolideerd is. Zoolang Sovjet-Rusland dit stelsel niet heeft bevestigd, zoolang de moeilijkheden niet zijn overwonnen, die in tijd van vrede al de grootste waakzaamheid van de bolsjewistische dictators eischen, zoolang is Sovjet-Rusland een oorlog met het buitenland zeker onwelkom.
Om dezelfde reden, waarom Rusland voor een oorlog met West-Europa vreest, om klaarblijkelijk dezelfde reden neemt het tegenover de Japanners een zeer gematigde houding aan in het conflict in Mandsjoerije, waaraan Rusland, gelijk bekend, zeker even groote waarde hecht als de Japanners. Het zal zich, gedachtig aan het „reculer pour mieux sauter”, voor het oogenblik niet in een conflict in het Verre Oosten begeven, — ook al omdat het, waarschijnlijk ten onrechte, beducht is, dat Europa van een oorlogsverwikkeling in het Verre Oosten profijt zou trekken om zijn slag te slaan. Het heeft er anderzijds behoefte
77