Het sociaal motief in het arbeidsproces.
HET groote probleem, waarvoor de bolsjewistische leiders in Rusland staan, is: de ontwikkeling van de communistische idee in het volk als scheppende gedachte, als productiefactor. Zoolang deze idee vrucht is van verzet tegen een maatschappelijk stelsel, dat door bepaalde groepen der samenleving gevoeld wordt als onrechtvaardig, of als last of druk, doet zij slechts dienst als meer of minder sterk werkende prikkel voor de tegenpartij tot hervorming en verlichting. Zoodra deze idee de baan vrij krijgt, dient zij te harer rechtvaardiging te bewijzen, niet slechts dat zij theoretisch als zedelijk maatschappelijk beginsel beter is dan het beginsel dat zij aantast, doch ook, en in de eerste plaats, dat zij practisch als economische factor, als pro-ducente van economische goederen, minstens even doeltreffend is.
De goederenproductie is en blijft grondslag van elke samenleving; derhalve is economische discipline, in welken vorm ook, eisch.
Het is niet eenvoudig, den buitenstaander een juist beeld te schetsen van wat thans in Sovjet-Rusland gaande is. Het beeld is caleidoscopisch. Men vraagt er zich af: wat is in de verschijnselen essentieel, wat is voorbijgaand? Gaat de economie haar eigen gang volgens natuurlijke, onveranderlijke wetten, en buigt zij zich langzaam maar zeker naar het Westen, — of zijn de bolsjewisten in weerwil van het feit dat de economie duidelijk individualistische trekken begint te vertoonen, toch feitelijk bezig de communistische gedachte zóó sterk in de Russische samenleving te ankeren, dat zij op den duur onuitroeibaar wordt?
Want deze twee trekken springen in de Russische samenleving op het oogenblik het sterkst naar voren: eenerzijds een koortsachtige economische opbouw, waarvoor alle gevoelsoverwegingen meedoogenloos moeten wijken, waaraan alle persoonlijke geestelijke uitingen ondergeschikt worden gemaakt; — anderzijds de doelbewuste opvoeding van de geheele arbeidersbevolking in het dogma van het communisme. De economische opbouw is, schoon met uitzicht op het communisme, toch in de eerste plaats een zaak van practische noodzaak: het betreft de voeding van een volk van 160 millioen zielen, die jaarlijks met ongeveer 3è millioen wast. Zonder dezen opbouw zou het volk in zijn ellendigen staat van armoede, waarin het zich al sedert jaren bevindt, zonder uitzicht blijven steken. Het dogma van het communisme — of juister: wat daarvoor doorgaat — wordt thans practisch toegepast op de exhorbitante economische behoeften van volk en staat. Hier heeft men niet te doen met een langzaam in het geheele volk tot communisme gerijpte mentaliteit, als bewuste reactie op, en uitgaande naar vernieuwing van, een uitgeleefde of onevenwichtig-geworden maatschappij, doch wordt een van boven af opgelegde communistische gedachte beproefd als beweegkracht in een economisch-achterlijke samenleving.
Ongetwijfeld een proefneming van groote beteekenis, daar zal moeten
60