Werkelijke behoeften en arbeidspraestatie.
X l TIE méér en beter werkt, krijgt méér, — hij die niet werkt, krijgt niets.” 99 \ Deze tegelijk lokkende en dreigende spreuk vindt men in groote, sprekende witte letters op een breed rood lint over het geheele front van de hal van een schouwburg te Moskou. Een variant op het bekende bijbel-sche woord: Die niet werkt, zal niet eten. In West-Europa is dit woord in politicis vaak aangevoerd tegen hen, die leven van inkomsten, niet uit arbeid verkregen. Aanvankelijk hebben de bolsjewisten het bijbelwoord gebruikt als hoon tegen de vernietigde bourgeoisie.
Thans gebruiken de bolsjewisten het niet meer als hoon tegen de bourgeoisie, doch als vermaan aan, als dreigement tegen den arbeider. Als scherp vermaan, als scherp dreigement. Want dat de arbeider werkt, alleen maar werkt zonder méér, is niet voldoende. De variant, — die onlogischer-wijze vóór de hoofdgedachte wordt geplaatst, — zegt het in zijn strekking onomwonden: de arbeider moet het uiterste, het alleruiterste van zijn arbeidskracht geven. Maar daarvoor wordt hij dan ook beloond: hij krijgt méér.
Niet langer wordt hier op de communistische gemeenschapsgedachte als creatieven factor een beroep gedaan, doch op de oude individualistische eigenbaat.
In boven-geciteerde variant vindt men kort en scherp in de Russische samenleving de vermaarde Junirede van Stalin verwerkt, die de differentiatie der loonen, gebaseerd op de strikt-persoonlijke arbeidspraestatie, officieel erkende. Zij was als een bliksemschicht, die het omfloerste terrein der Russische staatshuishouding belichtte: zij was de formeele erkenning, dat ,de arbeidslust onder den druk van boven af voor het oogenblik zijn grootste spankracht had bereikt, dat de gemeenschapsgedachte, door de Sovjetregeering gepropageerd tot het opbouwen van een sterken industrieelen staat, geen doel trof.
Stalin heeft deze economische volte face verdedigd met een interpretatie van de leer van Karl Marx, als zou deze zich volstrekt niet verzetten tegen de belooning van de arbeiders volgens den door hen individueel gepraesteer-den arbeid. Desniettemin heeft deze rede in verantwoordelijke communistische kringen in Rusland grooten indruk gemaakt en groote bedenking gewekt. Zij erkennen nl. dat in de nieuwe politiek van Stalin gevaar schuilt voor het communisme. Stalin is practisch staatsman, die méér waarde hecht aan de economische p r a c t ij k dan aan het economisch beginsel, en vindt gemakkelijk de dialectische interpretatie van de leer, welke bij den nood van het oogenblik past. Doch onloochenbaar is, dat Karl Marx in het Communistisch Manifest de werkelijke behoeften van den mensch als uitgangspunt heeft genomen voor zijn maatschappijleer en dat het zesde Congres der Russische communisten in 1928 uitdrukkelijk deze constructie heeft herhaald.
Ongetwijfeld was de primitieve Russische samenleving, waarop Lenin de Marxistische leer wilde enten, daarvoor volstrekt onrijp. De aanvankelijke, mislukte geldlooze huishouding tijdens het oorlogscommunisme was in werkelijkheid 34