het andere (het mindere) ook niet hebben. Fig. Geen rechten, dan ook geen plichten. V.A. II. 8, 123 en II. 9, 144. (Rectificatie).
70. Brief. Aaner heilt ibber e brief, der andere lacht.
De één huilt over een brief, de andere lacht. Bet: Het is raar verdeeld in de wereld. Amsterd. Poeriemkrant Vornahmen und Beinahmen.
71. Brik. Vor die brik scheine rettisch, ibber die brik mooie rammenas. Voor de brug ״scheine rettisch”, over de brug mooie rammenas. Bet: In de jodenwijk Jiddisch, daarbuiten Nederlands. De straatventers, die in de jodenwijk Jiddisch spraken, moesten daarbuiten zich van het Nederlands bedienen. Vaak gebruikt als kenmerkende karakterisering van de neiging tot assimilatie. Specifiek Amsterdams. Brik zie Bloubrik
55. V.A. I. no. 19. blz. 296. Het Amsterdamse Ghetto door H. Polak.
72. Brooche. Es seht ous, um brooche dribber zu machen.
Het ziet er uit, om er een lofzegging over uit te spreken. Gezegd van iets, dat er bijzonder mooi uitziet. V.P. 101. Men zou er berochoh over maken, Brooche H. beracha = zegen, zegenspreuk.
73. Brooche. Kaan brooche, kaan hatslooche.
Geen zegen, geen succes. Bet: Daar is niets aan te verdienen. De tekst is ontleend aan de formulering van de gebruikelijke zegewens uit-gesproken ten behoeve van iemand, die voor de Tora wordt opgeroepen (zogenaamde Mieschebêrach). Hatslooche (verbasterd ״slooche”) H. hatslacha = succes. V.P. 106. Daar is geen brooche en geen slooche aan. - Tendlau. 291. An Dem is kaan Broche un kaan Zloche. Zivy 42.
74. Brooche. ,n Brooche uf s’n kop.
,n Zegen op zijn hoofd. Bet: Groot gelijk heeft hij.
75. Brouges. (Er macht sisch) Brouges iber gór niks.
(Hij maakt zich) Kwaad over helemaal niets. Brouges H. be־roges = in toorn van: roges. Vgl. Sisch meragges sein. Zich kwaad maken. Zeer gebruikelijk ook: sisch gifteg machen van gift. Vgl. das is die gift. Gift D. a: vergif- b: woede.
43