Waarschijnlijk echter een afkorting b.(a)sch. voor beis schtieber =
2 stuivers.
39. Beitel. Der letzte toog (spr. uit took) peissech is der beitel sou viel wert wie das geld.
Op de laatste dag van het Paasfeest is de buidel evenveel waard als het geld.
Bedoeld is, dat er tengevolge van de grote kosten van het Paasfeest geen geld meer over is. Vgl. hiervoor de spreekwoorden no. 802 en 833. Toog D. Tag Beitel D. Beutel.
40. Bekouch. Er is bekouch; e bekoucher jid.
Hij is een dwarskop, een dwarsdrijver. Bekouch H.beko-ach = met kracht, met geweld. Mogelijk ook van ba’al kouech. Voor ba'al zie no. 149.
41. Bellen. Fortgegessen un bellen gelost. Var. Angeheert un bellen gelösen Verder gegeten en blaffen gelaten (aangehoord enz.). Bet: Iemand maar laten praten en zich niet om zijn mening bekommeren. Voor bellen ook vaak billen, bijv. Isch hob ’m billen gelösen. Het Jidd. heeft hier Part. Perfect i.p.v. Ned. Infinitief zie Mieses J. Spr. p. 194/195.
D bellen = blaffen.
42. Ber. Man ken doch e ber tanzen lemen.
Men kan toch een beer leren dansen. Bet: Met moeite kan men veel gedaan krijgen. Diskurs 1797. - Tendlau. 879. Mit Zeit lernt der Bär tanzen. - Bernst. 8. Mit der Zeit lernt men a ber auch aus tanzen. -M.J.V. XV. blz. 108. ich lern em wi a ber tanzen (von einem un-gelehrigen Menschen).
43. Bereire. Die bereire toot wei (of bereere).
De keuze doet pijn. Bet: Kiezen is moeilijk. Vgl. Wahl macht Qual. Bereire H. berera = keuze. Wei D. weh. Bereere is waarschijnlijk de oudste vorm, vgl. neweere, gezeere.
44. Bereire. Kaan bereire is aach e bereire.
Geen keus, is ook een keus. Vgl. Moeten is dwang. Kaan D.kein.
37