1. Aag. E grousses aag uf eppes hobben.
Een groot oog op iets hebben. Bet.: Afgunstig op iets zijn. Aag = D. Auge. == Eppes D. etwas. Voor Auge = aag, laufen = laafen enz. zie Inleiding § 4, I, 3b, hobben == D. haben.
2. Aagen. Die aagen sennen grousser wie der magen (as der...).
De ogen zijn groter dan de maag. Var. gresser i.p.v. grousser, een oudere vorm. Bet.: Men kan niet zoveel eten, als men zou willen. In de regel gezegd tot iemand, die een te grote portie neemt.
Tendlau 527. - Bernst. 6 - Di ojgen senen gresser wi dus maul (wi der mugen) - Weill pag. 67. Zie ook Stoett.
3. Aagen. Niks is gut fier die aagen.
Niks is goed voor de ogen. In Nedariem 54b bevindt zich de uitspraak:
אמר שמואל נו״ן סמ־׳ך עי״ן נובא סמא לעינים
Aan de drie opeenvolgende letters van het alfabet wordt hier de betekenis toegekend: ״Vis is een steun voor de ogen.”
Het ligt voor de hand, hier de bron van het spreekwoord te zoeken, waarbij Fisch verbasterd is tot ״niks”.
Ook in het boek Tobias cap. VI en XI wordt vis (visgal) als genees-middel voor de ogen aangeprezen. Tobias VI. 10. ״De gal van de vis is goed om de ogen daarmede te zalven.”
Tendlau 787: Nix is gut für die Aage’, Aber nit für den Mage’, -Vgl. Bernst. 180 Niks is güt zü di ojgen, volgens: deze ״Wortspiel zwischen ‘niks’ (nichts) und einem bekannten Augenwasser ‘Nix* (collyrium)”.
Paul Wörterbuch geeft sub voce Nichts: ״In der Redensart Nichts ist gut für die Augen, ist Nichts an Stelle eines älteren Nicht getreten, welches Zinkweiss bedeutete (wahrscheinlich aus griech.-lat. onychitis) und hier zu einem Wortspiel benutzt ist.” (Zinkwit wordt in de oudheid wel aangeduid als ״Nihilum album; vandaar mogelijk de identificatie met Nichts” - mededeling van arts I. van Esso, Amster-dam).
4. Acharei mous. Acharei mous kedouschem.
Na de dood heiligen. Bet.: Van de doden niets dan goeds. Cf. De mortuis
28