717. Mutter. Wie die mutter, sou die tochter.
Zo moeder, zo dochter. Ezechiel. XVI: 44. Geciteerd bij Raschi Genesis XXXIV : 1, n.a.v. Dina's handelwijze. Zoals de moeder, de dochter. Ketub. 63a.
718. Nar. Aan nar hot aan teim.
Eén nar heeft één hobby. Bet: Een dwaas heeft altijd een bepaald onderwerp, waar hij steeds over door zaagt. Teim, zie no. 181.
719. Nar. Aan nar ken meer kaafen, wie zehn chachómen kennen ver-kaafen.
Een dwaas kan meer kopen, dan tien wijzen kunnen verkopen. Chachomem = H. chachomiem, meerv. van H. chacham = wijs, wijze. Bernst. 174. Ejn nar ken mehr einkojfen, ejder zehn klüge kenen verkojfen.
720. Nar. Aan nar ken meer frógen wie zehn chachomem kennen ant-worten.
Een dwaas kan meer vragen, dan tien wijzen kunnen beantwoorden. Tendlau. 820. - Bernst. 174. - Zie Stoett. s.v. gek.
721. Nar. Aan nar macht meer narren.
Eén dwaas maakt meer dwazen. Bet: Dwaasheid is aanstekelijk. Bernst. 174. Ejn nar macht a ssach narunim.
722. Nar. E nar is schlimmer wie e mamser bennenidde.
Een gek is erger dan een schelm. Mamser bennenidde, zie no. 154. Schprichw. S.E.V. 18. M.J.V. 1906 pag. 65 ... is erger wie e Rosche.
723. Nar. E nar schlögt mit kolben ar ein.
Een nar slaat met een kolf er op in. Een dwaas begint altijd met grove middelen; vgl. met klompen in het gelag komen. Zie voor de afbeelding met narrekolf: Prager Narren 1741, in Jüd. Lex. IV, kol. 1183.
Vgl. de Puriem-narren in de Amsterdamse Minhagiemboekjes (bijv. ed. Izak di Cordova 1723, pag. 56b, en ״Das Benschen”, p. 32. Amster-damse uitgave 1722. Deze afbeelding komt ook voor in de Praagse druk van 1720 van Akta Esther mit Achaschwerosch.
172