beschermengel, citaat uit Gen. XLVIII, 16. Het nachtgebedje voor kinderen begint met deze tekst.
595. Mallech, hamöwes. Er sol m’n mallech hamówes sein.
Hij moge mijn engel des doods zijn. Gezegd van een goedhartig mens van wie men geen kwaad te duchten heeft. Dus: Als hij de engel des doods zou zijn, dan zou ik voor de dood niet bang zijn. Malech hamowes zie 448.
596. Man. Alles was e man scheiner is wie ,n af is reiwech.
Alles wat een man mooier is dan een aap is winst. Bet: Uiterlijk schoon is (bij een huwelijkscandidaat van het mannelijk geslacht) bijzaak. Schein zie 120. Af D. Affe. Reiwech H. rewach = winst.
Het woord rebbes bij Van Dale met de betekenis winst, woeker, zie aldaar, komt van riebbies H. riebbiet en betekent: rente.
597. Man. E man ohne fraa is wie e lulew ohne esreg.
Een man zonder vrouw is als een ״lulew zonder esreg”. onmisbaar voor elkander. Ook: beiden zijn gezamenlijk het verrichten van de mitswa. Philo 148.
Beiden zijn nodig voor
598. Man. ,n Arm man is e schlemiel.
Een arm man is een ongeluksvogel, d.w.z. is er ongelukkig aan toe. Schlemiel — ongeluksvogel, domkop. Waarschijnlijk afgeleid van schlim, vergelijk schlemasel = schlim masel.
Heine in Jehuda ben Halevy 4. leidt het woord af van Schelumi'el ben Tsurischadai. (Blijkbaar reminiscentie aan de oude Joodse sage, dat Simri ben Ssalu en genoemde stamvorst identiek waren). - Num. XXV : 14. en Sanhedrin 826. Poeriemkranten (21) Ein arm man hot ein grouss schlimmasel. - Schprichw. S.E.V. 1. Aan arm man enz. -Bernst. 22. An urem-man hot e bejs schlim-masol. - Vgl. ook: V.P. 287. In de vorm slemiel, sjlemiel in de Nederlandse volkstaal overgegaan.
599. Man. ,n Arm man jeert sisch nit.
Een arm man verjaart niet. Bet: Een arm man kan niet elke gelegen-heid aangrijpen, om feest te vieren. Sisch jeeren D. sich jähren = verjaren.
147