As di zig is afilu lauter chejlew, is si fort nor a zig. - Weill 257. Un wenn aber die Gas ganz 'Hêlew war? (die Gas - de geit).
539. Kuf nun. Gratis.
Bet: Vaak enigszins ironisch bedoelde afkorting voor Koscht Niks Kuf = K. Nun = N. - beide letters van het Hebreeuwse alfabet.
V.P. 254 De verklaring, aldaar gegeven, die verband legt met psalm 150 is onjuist.
V.A. II, No. 12., pag. 192.
Koefnoentje is in het Nederlands overgegaan in de betekenis:
Vrij biljet. Speciaal in artistenkringen.
540. Kutsch. Von e goldener kutsch fait e goldener spijker.
Van een gouden koets valt een gouden spijker. Var. bij Slijper. Van een gouden vat. Tendlau. 744. Vom 'n goldnen Rad fällt e goldner Nagel. -M.J.V. XXII p. 10 en 29. Neben e golden Wägele liegt e golden Nägele. Spijker Ned. vorm n.d.d. spiker = Nagel. Hier bleef het m.h.d. spïcher in zijn oorspronkelijke betekenis bewaard. Zie Kluge en Lexer s.v.
541. Laafen. Wen es nit laaft, geit es.
Als het niet loopt, gaat het. Bet: Het zal vanzelf wel in orde komen. Bernst. 58. As es geht lojft es. Met andere verklaring.
542. Laaferin. Dine die laaf erin.
Dina de loopster. Bijnaam van uithuizige vrouw. Met toespeling op de geschiedenis van Dina en Schechem. Genesis XXXIV, en wel op vers 1, dat begint: Watetsée Dina. Dina ging uit. Zie ook Raschi en Ts.U. ter plaatse. V.P. 45. Vgl. voor ״uithuizige man”: Pinches ous dem hous. 804.
543. Lachen. Lachen ken aach e miesse sein.
Lachen kan ook een sterven zijn. Uitdrukking van verontwaardiging, als iemand lacht om het leed van een ander. Met zinspeling op het feit, dat soms een lachende trek over het gelaat van de stervende komt. Miesse. H. mieta = dood.
135