429. Kapore. E kapore vor e hond.
Een zaak van niets. Beneden mijn waardigheid. ״Kapore” H. kapara = vergeving, identiek met de haan, die voor de Kapara werd gebruikt op de dag voor de Grote Verzoendag. Zie no. 215. De betekenis is aldus te verklaren: Deze kapore is misschien voor een hond geschikt, maar niet voor mij. Waarschijnlijk is deze zegswijze de rest van een verwen-sing: Wer (= Word) e kapore vor e hond.
430. Kapóre. Wer in die nein teeg hiener esst, wie sol der *erew-jomkipper an e kapóre kommen.
Wie in de negen dagen kippen eet, hoe moet, die op de dag voor de Verzoendag aan een (haan of een kip voor) een ״kapore” komen. Bet: Wie zijn geld verkeerd besteedt, zal daardoor later in verlegenheid komen. Nein teeg = negen dagen = 1-9 Aw, waarin het verboden is vlees te eten. Zie 215 voor kapore.
431. Käsche. Uf sou’n kasche geheert sou e terets.
Op zo’n vraag behoort zo’n antwoord. Wie kaatst moet de bal ver-wachten. Kasche van H. kascha = moeilijkheid; probleem. Terets = antwoord. H. teruts. Tendlau. 133. - Bernst. 250.
432. Katz. Er kaaft dem katz den schmeer ab.
V.P. 36. en 245. - V.P. veronderstelt, dat Katz een afkorting zou zijn van katzew (= slager) en geeft als betekenis: iemand waren afkopen, die hij moeilijk elders plaatsen kan.
Een andere opvatting is niet onwaarschijnlijk. Katz kan hier zeer wel het Jiddische woord katz = kaars zijn. De oorspronkelijke betekenis van het spreekwoord is in dit geval: Hij koopt kaarsevet, d.w.z. waar-deloze rommel. In dit geval moeten wij aannemen, dat de oorspron-kelijke lezing enigszins verbasterd is en bijv. geluid heeft: Er kaaft (dem) katzenschmer (uf). Schmeer = vet. Over e>a voor r vgl. inlei-ding § 4, 4 en dr. Ree voor vormen als: Hatz, Katz, Schmatz.
433. Katz. Wen die katz nit derhaam is, schpringen die meis ibber die benk.
Als de kat niet thuis is, springen de muizen over de banken. Derhaam D. daheim. Meis D. Mäuse. Benk D. Bänke. Schprichw. S.E.V. 28. -Stoett. Als de kat van huis is, dansen de muizen.
115