410. Kaal. Kaal schteit.
De gemeente staat (op). Het gebruik eist, dat de gemeente bij ver-schillende gedeelten van de liturgie opstaat, hetgeen de achtergrond van deze uitdrukking vormt. Spottend gebezigd als iemand, ondanks uitnodiging plaats te nemen, blijft staan.
Kaal H. Kahal = Gemeente.
411. Kaal. Kaal sol nit uf e jooched warten.
De gemeente moet niet op de enkeling wachten. Bet: De gemeenschap gaat boven de enkeling. Jooched H. jachied = enkeling (ook terminus technicus voor de leden ener gemeente). V.P. 168. Vergelijk ook: Bernst. 129. A juchid gegen kuhol, ferlirt ale mul. - N.I.W. Perath. 10 juni 1955: Kahl stoort zich aan geen jochied.
412. Kaal. Das is e kaals mesöse.
Bet: Zij laat zich door iedereen zoenen: gezegd van een lichtzinnig meisje. Kaal H. Kahal = Gemeente. Mesose H. mesusa, eigenl. = deurpost, hier: busje met bijbelfragmenten op perkament, bevestigd aan de deurposten der Joden. Vrome Joden plegen deze in het voorbij-gaan te kussen. (Ned. transcriptie: mezozze). Cf. Deut. VI, 9 en XI, 20. - Tendlau. 376. Die is kahel’s Mesuse.
413. Kaal. Gebt kaal kaan biks, geb isch kaan deit.
Geeft de gemeente geen bus, geef ik geen duit. Als de bevoegde autoriteiten niet het hunne willen doen, doe ik ook niet het mijne. De liefde kan niet van één kant komen. Biks = D. Büchse. Deit = D. Deut.
414. Kaal. Kol kaal e makke, hot jederman e bloter. Var. Kol jisroel e makke, is fier jederman e bloter sehe (bleiter sche).
De hele gemeente (heel Israel) een slag, is voor iedereen een blaar, (blaartje). Dit spreekwoord is in Nederland in de originele formulering bewaard gebleven.
M. J.V. 1899, blz. 142. no. 252. Kol jisroel make komt af einem bleterl, blijkbaar corrupt. - Bernst. 232. As es kümt auf kuhol a maku, kümt auf dem juchid a bleterl.
Bij M.J.V. is het originele bleiterschen, verbasterd tot bleterl, met de
111