Jesus heeft er niets aan gewonnen, onze leraar Mozes heeft er niets aan verloren.
Toegepast op een jood met slechte reputatie, die tot het Christendom o ver gaat.
Jeisele = Jesulein. Dit verkleinwoord is zeer gebruikelijk in het katholieke mystieke proza, bijv. bij Angelus Silesius. Zie diens Sämt-liehe poetische Werke, II Berlin z.j. pag. 32 en verder passim. Zie ook Busken Huet II7 p. 321: Petrus Francius oefende in 1699 scherpe kritiek uit op de Nederlandse kanselwelsprekendheid. Hij klaagt over predikanten, ״die, vervoerd door de schijn van een valse gemeenzaam-heid in hun gebeden tot God zich van de vormen je jij jou bedienden en tot bevordering van hetgeen zij dierbaarheid of innigheid noemden, nu eens Godtje dan Jesusje, zeiden.”
Mousche Rabbeine H. Moschee Rabbénu = onze leraar Mozes. Tendlau. 693. An dem hewé mir nix verlöre’ un sie nix gewönne. Zivy
97.
380. Jeraschmes. Jeraschmes laajnt.
Erasmus leest. Gezegd van iemand, die altijd leest of geheel in zijn lectuur verdiept is. Laajnt, v. laajenen - oudere vorm, laaien. Lat. legere. Waarschijnlijk met zinspeling op het standbeeld van E. in Rotterdam.
381. Jerösche. E jerösche bei le'bendigem leib.
Erfenis bij levend lichaam. Gezegd, wanneer iemand zijn persoonlijke kostbaarheden (vooral sieraden) gedurende zijn leven weggeeft. Jerosche - H. jeruscha = erfenis, vgl. 549.
382. Jerösche. E jiddische jerosche.
Een Joodse erfenis. Zelfspot, gericht tegen neiging tot overdrijven, vergelijk E.j. honderdtousend, e.j. jerosche vor dem spiegel, en e.j. neschieres. Tendlau. 770. E. jüdische Jerusche.
383. Jerösche. E jiddische jerosche is, wen man ufheert zu bezólen.
Een Joodse erfenis is, als men ophoudt te betalen. Ironisch. Het steunen van behoeftige ouders gold als plicht; de erfenis bestond dus daarin,
105