V.P. 160: Beter aan J. dan aan E. Wie niet geven wil aan J. moet geven aan E. Schprichw. S.E.V. 12. -M.J.V. 1899, blz. 141. -Bemst. 57.
375. Jedajem. Harbe jeddjem is e schlemäsel in die handzweel.
Veel handen is een ongeluk in de handdoek. Bet: ongeveer: Veel varkens maken de spoeling dun. Harbe H. harbee == veel. Jedajem H. jadajiem = handen, van jad = hand. Schlemasel zie 598. Handzwehl = hand-doek. Zwehl (voor tafellaken gebruikelijk) van m.h.d. twehel = doek. V.P. 51. zweel. - Jad H. jad in de vorm jat in de Nederlandse volkstaal overgegaan. Jatten, hiervan gevormd, is echter niet Jiddisch, maar bargoens.
376. Jehude. Isch bin aach e jehude.
Ik ben ook een jood. Gebezigd tegen een andere Jood, die wat wijdlopig in zijn uitleggingen of motivering is. Ongeveer: Hou maar op, ik begrijp je zo wel. Ik snap zo wel wat er achter zit. Jehude - H. Jehudie = Jood, vgl. Jid.
377. Jehude. Wer ,s nit glaabt, is aach e jehude.
Wie het niet gelooft, is ook een Jood. Gebezigd als iets zeer ongeloof-waardigs wordt beweerd. Glaaben = glauben. Schprichw: S.E.V. 32. V.P. 28. Die het niet gelooft is ook een jood. - Tendlau. 88. Wer's nit glaabt, is aach e guter Jid.
378. Jeiles. Jeiles machen (var. jelóle machen).
Drukte maken, schreeuwen, opscheppen. Jeile: van H. ja’alee. Vgl. § 4, I, 14 van Inleiding. Beginwoord van een liturgisch gezang op de avond van Kol. nidree (Grote Verzoendag). V.P. 163.
Vgl. J. L. Perets: En als Gajiem- Joune Wietel zich geheel en vrij laat gaan in een ״Ja’alee” Ribojnoj schel ojlom! Het scheen of de muren ineen zouden storten.
Geciteerd naar de Ned. vertaling door C. J. Hildesheim, blz. 41. Jelole H. jelala = gehuil, jammerklacht. Tendlau. 639, - Weill 355. Yaalouss = Protestations.
379. Jeisele. Jeisele hot niks dran gewonnen, Mousche Rabbeine hot niks dran verloren.
104