337. Hien. Ibber e hien un e haan. Is es beis hamikdesch chorew gegan (var. gegangen).
Om een kip en een haan is de tempel verwoest. In ,t algemeen: Kleine oorzaken hebben grote gevolgen. Bron Gitin 55b en 57a, waar verhaald wordt, dat men gewoon was in de bruiloftstoet voor bruidegom en bruid een haan en een kip (als symbool van vruchtbaarheid) mee te voeren.
Een troep Romeinen zou deze weggenomen hebben, waaruit een gevecht tussen Joden en Romeinen ontstond, dat tot een aanklacht bij de keizer leidde en rampzalige gevolgen na zich sleepte. Beis hamikdesch = H. Bet Hamikdasch = de tempel. Chorew gaan = ver-woest worden; vulgo: stuk gaan. Zie no. 252. ״Gegan” niet nood-zakelijkerwijs als Nederlandse vorm te beschouwen. Zie Paul, Deutsche Grammatik II, 273, gegän. M.G.J.N. III 84.
338. Hien. Wo es hien kreit vor dem han, dou is kaan brooche an. Waar de hen kraait voor de haan, daar is geen zegen aan. Bet: Waar de vrouw de baas is, daar deugt het niet: Soms: daar is niet veel te ver-dienen. Voor Brooche H. beracha - zie 72.
339. Hiener. Isch ken saan hiener un saan gens. Var. Isch ken nit saan hiener un nit saan gens.
Ik ken (noch) zijn kippen (noch) zijn ganzen. Ik weet alles van hem. Var. Ik weet niets van hem. Hiener - D. Hühner. Gens - D. Gänse. Tendlau. 268. - Weill 72.
340. Hienderdrek. Das is kaan hiener drek (katzendrek):
Dat is geen kippendrek (kattendrek). Bet: Dat is lang niet weinig, dat is niet te verachten. V.A. I no. 23, blz. 358.
341. Hienergannew. Der siet ous wie e hienergannew (hiendergannef). Hij ziet er uit als een kippendief. Hij maakt een zeer ongunstige indruk; ook wel: Hij ziet er zeer slordig uit. Hienergannew == kippedief.
342. Hienschen. Das Menschen is die schechiete nit wert.
Het kippetje is (de moeite van) het slachten niet waard. Bet: De kool is
97