331. Helft. Die zwaate helft is aach sou.
De tweede helft is ook zo. Lakonieke zegswijze. Praat maar niet verder: de rest begrijp ik zo wel. V.P. 27.
332. Hemmet. Me sol s’n letzte hemmet verkaafen om e kootsen (var. e sserore ze sein).
Men verkope zijn laatste hemd om een rijk man (een heer) te zijn. Verkaafen = D. verkaufen. Kootsen - H. katsien = aanvoerder, rijk man. Sserore = H. serara = heerschappij. In de 18e eeuw = vroedschap, later lid van de vroedschap, heer in het algemeen.
Let op de nuancering in het Jiddisch: Kootsen = rijk man. Sserore = deftig man. Sserore heeft zich uit de collectieve betekenis tot appel-lativum ontwikkeld. Voor de vorm hemmet vgl. M.h.d. hemede. M.J.V. 1900 blz. 128. Chotsj di letzte hemd zu farkajfn abi a nogid (oder a g'wir = grösser Herr) zu sejn. - Bernst. 75. - Tendlau. 794.
333. Hemschech. Das hot kaan hemschech.
Dat heeft geen duurzaamheid. Bet: Dat heeft geen zin, geen doel. Hemschech. H. hemscheech == duur, vervolg. V.P. 156.
334. Hend. Leddege hend bekleksen alle wend.
Ledige handen bekladden alle wanden. Vgl. Gekken en dwazen schrijven hun namen op deuren en glazen. Leddig - m.h.d. ledec D. ledig = leeg. Deze betekenis had het vroeger ook in het Duits. Vgl. Ned. ledig. Hend - Hände. Wend - Wände. Bekleksen = bekladden. Schprichw: S.E.V. 25. in corrupte vorm. Bernst. 72. Lejdige hend machen kalje (== kapot) die Wend. Megillas Winz. 1614. heeft de uitdrukking: ״Mit leidiger hend.”
335. Hengt. Es hengt sisch nit un es lengt sisch nit.
Het klopt niet; er is geen touw aan vast te knopen. Schprichw. S.E.V. 8. Woe henkt es, woe lenkt es? Vgl. no. 346.
336. Her. Sou der her, sou ,s ge'scher.
Zo de heer, zo het gereedschap. Vgl. zo heer, zo knecht. Gescher — Duits Geschirr = vaatwerk. Hier nog in de oudere, ruimere betekenis. Her gew. Har. Oudere vorm door Reimzwang bewaard?
96