worden gereciteerd door voorlezer en gemeente. Tendlau wijst op het-ook hier te lande vroeger in zwang zijnde - gebruik, dat dit fragment ״gewöhnlich von dem Vorbeter und einem angesehenen Privatmanne, der sich diese Ehre oft durch eine Abgabe an die Armenbüchse für das ganze Jahr ersteigerte, Vers um Vers recitirt ward.” Het reglement van Leeuwarden draagt dit in 1878 aan de beide voorzangers op. V.P. 148. Laten ze mij hakkel jeduche wegnemen. - Tendlau. 219. Nemm״ mer meinen h.j. weg. - J.f.j.V. 1925, blz. 463. - Weill 177. Er kenn mir die Hakaul Yoducho versteige.
313. Hakkel. Hakkel jófebe-ite (biete).
Alles mooi op zijn tijd. Ontleend aan de Hebreeuwse tekst in: Eccl. III,
11. Jofe H. jafee. In de vorm jofel via het Bargoens in de Nederl. volkstaal overgenomen. De 1 waarschijnlijk naar analogie van het eveneens uit het Jiddisch stammende sjofel, zie 614.
314. Hakkel. Hakkel parnoossem.
Allemaal bestuurders. Bet: Iedereen speelt de baas. Parnas = be-stuur der van de Joodse gemeente. Pl. parnasssiem = verfranste vorm: pamassijns. N.B. De uitdrukking Hakkel H. Hakkol (= ieder) komt dikwijls in rabbijnse literatuur voor, bij een algemene regel.
Bijv. het begin van het Mischna-tractaat Chulin, dat aanvangt met de woorden Hakkol schochetiem = ieder is, (onder bepaalde voor-waarden,) geschikt voor het rituele slachten. Bij het hier bedoelde gezegde moet men denken aan een parodie op deze of een dergelijke, algemeen bekende, plaats uit de traditie.
315. Hakkel. Hakkel reiwech.
Alles winst. Het is allemaal zuivere winst. De winst ligt er boven op. Vaak ironisch, van iemand, die uit grootspraak voorgeeft winst-gevende zaken te doen. Hakkel reiwech H. hakkol re wach = alles winst.
316. Halb. Nit zum halb un nit zum ganze. Var. Bekimtse, bekamtse, nit zum halb un nit zum ganze.
Niet half en niet heel. Gezegd, als men iets krijgt of gebruikt, maar te weinig om er werkelijk nut van te trekken. Vgl. Te weinig om te leven,
92