59 Woordenlijst
kiem of Tsadoekiem. De naam wordt gewoonlijk afgeleid van Tsadok, de Hoge-priester; Joods-religieuze partij, in de tijd van de Tweede Tempel; tegenstanders van de Farizeeërs.
( gr. sunedrion; hoogste Joodse gerechts-hof; de naam stamt uit de Hellenistisch-Romeinse periode.
zich te (de) sappel maken, zich druk maken, zich opwinden; zie sappelen. ( jidd. ( hd. zappeln; het mhd. zappeln heeft de betekenis: ruhelos tatig sein; het jidd. heeft deze oude betekenis bewaard en zo is het in de Nederlandse volkstaal over-gegaan; zie Stoett II no. 1968 pag. 224/225. barg. < jidd. sjasjkenen = pimpelen, zuipen.
< hebr. oorspronkelijk menselijke tegen-stander, later aanklagende engel, vervol-gens de duivel.
< jidd. soucher = koopman, zie sjibbolet.
barg. ( jidd. schiebert < mhd. schembart, masker, mombakkes.
< jidd. ongeluk.
(jidd. etymologie onzeker; ongeluksvogel, domkop.
< jidd. dom, onhandig, ten gevolge van pech.
(jidd. koopwaar; ook schoure (uitspraak sch als in school, zie seider.
( hebr. van Sefarad = Spanje; Joden af-komstig van het Pyrenese schiereiland; In Nederland afzonderlijk georganiseerd in het Portugees Isr. Kerkgenootschap; zie Asjkenaziem.
barg. ( jidd. zeibei eigenlijk = mest; fig. rommel, inferieure waar; barg. idem. (jidd. zeibelen 1. knoeien; 2. zeuren.
Sanhedrin
sappel sappelen
saskenen satan
sauger
schibbolet
schiebaart
schlemazzel schlemiel
schlemielig
schore
seder sefardiem
seibel seibelen