57 Woordenlijst
pleite poerem
polak polk ponem poorsen
poozer porem
poser, posjer, posser
poter
poteren
pofen poven purim
(jidd. pleite zijn = failliet zijn; pleite gaan = 1. failliet gaan; 2. er van door gaan.
< jidd. Joods feest, zoals verhaald in de Rol van Esther; in de Nederlandse volks-taal overgegaan met de betekenis: drukte, lawaai, bluf; poerem maken; veel poerem hebben = koude drukte maken.
zie polk.
< jidd. Poolse Jood. (jidd. gezicht.
< jidd. poorsjen ( rom. = de aderen uit het vlees van een geslacht dier verwijderen, barg. < jidd. poosjet =־ cent. verbasterd uit ponem z.a.
barg. zie poozer. ( jidd. weg, kwijt.
gevormd van poter; alleen Nederlandse volkstaal = wegnemen, kapen.
< jidd. etymologie onbekend = slapen, zie pofen.
zie poerem.
Raaf < hebr. raaw, opperrabbijn; barg. predi-
kant.
rabbi < hebr. mijn heer; nu in Joodse kring alleen
voor eigennamen en niet speciaal voor Joodse geestelijken; het in het Nederlands overgegane rabbi bijv. ״de rabbi" = Joodse godsdienstleraar is op deze wijze alleen in niet־Joodse kring in gebruik; zie rebbe, rabbijn ( Frans, < hebr. Joods geestelijke,
rachmones < jidd. medelijden.
rad < jidd. < hd. rijksdaalder, van de afkorting
r-a־t = reichstaler; voor de verbinding van de aanvangsmedeklinkers door de klinker a zie rambam; de vorm met d in het Nederlands staat blijkbaar onder invloed van het woord rad (wiel), ramsj < jidd. ongeregelde goederen, die beneden