55 Woordenlijst
( gr. myrrha ( hebr. mirre. ( hebr. verzameling van oorspronkelijk mondeling overgeleverde tradities; om-streeks 200 op schrift gesteld. ( jidd. verwanten, familie.
< jidd., de mischt in, eigenlijk = de mest in; zie pag. 25 ev.
< jidd. plaats, stad, Amsterdam. Amsterdammer.
( gr. moloch ( hebr. molech, oorspronke-lijk Fenicische afgod aan wie mensenoffers gebracht werden.
( jidd. mo-es, munten, geld vgl. jatmoos.
mirre misjna
misjpooche de mist in
mokum
mokumer
moloch
moos
Nafke ( aram. barg. straatmeid, slet.
nakkedikker ( jidd. nakkedik < mhd. nacketac; (vgl.
Nederl. naakt) — kale bluffer, arm maar met veel pretenties, nasj ( jidd. hd. ( nasch, snoep,
nasjen, nassen ( jidd. ( hd. naschen = snoepen,
nebbisj ( jidd. interjectie die medelijden uitdrukt;
waarschijnlijk uit het Slavisch; helaas, och arme, jammer genoeg; in het Nederlands ook als bijv. naamwoord gebruikt bijv. die jongens zijn nebbisj. niese barg. ( jidd. iesje met de n van ,n iesje
(of m?n) samengegroeid; ook niesse, nieze. nifteren barg. doden, vermoorden (jidd. nifter —
overleden.
Ochgenebbisj jidd. och un nebbisj = nebbisj z.a.
oets (jidd. uz, gevormd van uzen = fopperij,
bedrog.
oetsen ( jidd. uzen ( hd. uzen, foppen, voor de
gek houden; zie Kluge Et. W. s.v. olewesjolem ( jidd. = wijlen; letterl. op hem zij vrede,
ongein ( Jidd. iets wat onaardig of vervelend is,
in tegenstelling tot gein z.a.