51 Woordenlijst
kalf kalle
kalletje
kapoeres, kapores
kapsones kassaaf, kassavie kassieweine, kassieweile kauscher, kausjer kedin
kelole ken
keppeltje
kesavie
kibboets
kiebelbas
kienen
kif(t)
kiften
kille
kimmel
kimmelaar
kin
kinnef
kinnem
kinnesinne
kits
klatschen, klatsjen barg. mes zie galf.
( jidd. kalle = bruid; barg. meid, vrouw, publieke vrouw, zie kalle.
( jidd. 1. weg, dood, naar de haaien; 2. kapot, stuk.
( jidd. gawsones, drukte, opschepperij, barg. (jidd. briefje, bankbiljet.
zie hasjeweine. zie koosjer.
(jidd. = volgens recht; barg. en volkstaal: leuk, mooi, veilig, in orde. (jidd. vloek, verwensing, zie kin.
( jidd. ( hd. kapje, kalotje; met dubbele verkleiningsuitgang van hd. Kappe. zie kassaaf.
( hebr. collectieve nederzetting in Israël.
specifiek Amsterdams, drie stuivers; zie
kimmel en bas.
(jidd. kinjenen; barg. kopen.
( jidd. ( hd. Gift, ruzie, afgunst.
van kift; alleen Nederlandse volkstaal;
ruzie maken.
( jidd. 1. Joodse gemeente; 2. min of meer gesloten groep.
barg. ( jidd. gimmel (met g van gargon) drie, derde letter van het Hebreeuwse alfabet.
specifiek Amsterdams; jidd. gimmel, zie
kimmel: drie gulden.
barg. ( jidd. ken: ja, in orde.
barg. zie kinnem.
(jidd. ) barg. ongedierte, luizen.
( jidd. afgunst.
waarschijnlijk ( jidd. alles gietes = alles goeds; alles kits = alles in orde. ( jidd. ( mhd. knoeien, beneden de nor-male prijs verkopen.