47 Woordenlijst
gallisch
gannef
ganneven
ganneke
gappen
gasjeweinen
gasser
gasterd gawroese
gazzen
gebroese gedagis
gedallest gedeisd
geheibel gehenna
geilkenen gein
geinig geinmaker
geinponem
geschachel, geschacher gesjeft
gesjochten
voorschrift ״challa" van het deeg te nemen; zie Numeri 15 :20.
(jidd. misselijk, onaangenaam; bijv. maak me niet challesj.
< jidd. gannev (met g van gargon) dief, schavuit.
< jidd. idem, stelen, zie chanoeka.
< jidd. < Pools, stelen, zie hasjeweine.
(jidd. chazzer, varken; barg. gemene kerel,
knoeier.
zie gasser.
< jidd. barg. gezelschap, vriendschap; zie gabber.
< jidd. voorzanger, hij die de gebeden voor-draagt.
barg. voor gawroese.
(jidd. kedaaches, koorts; barg. inlichting, waarschuwing, de gedagis ingeven, jidd. dalles, doodarm; barg. ook gedallast. barg. hou je gedeisd = houd je stil; zie deizen. zie heibel.
( grieks ( hebr. gé hinnom = het dal van Hinnom, een dal in de nabijheid van Jeruzalem waar kinderen aan de Moloch geofferd werden; later, de hel, het oord der verdoemden.
barg. delen (jidd. cheilek = deel.
< jidd. grap, aardigheid, lol; hiervan met Nederlands achtervoegsel geintje, aardig, grappig, leuk. grappenmaker.
grappenmaker, zie ook ponem.
zie schacheren, sjacheren.
een gesjefte jongen == die reeds vaak in de
gevangenis heeft gezeten; zie sjeffen.
< jidd. oorspronkelijke betekenis: ge-slacht; daarna arm; in de Nederlandse