plegen. Alleen gezegd van mannen; van hebr. eisjet iesj = vrouw van een man, dus gehuwde vrouw.
< hebr. God.
< jidd. van hebr. emmes = waarheid. In de Nederlandse volkstaal als adjectief ge-bruikt met de betekenis: goed, lekker, leuk, fijn, prettig.
< jidd. waarschijnlijk rom. rest < gual-drapa, paardendek; nu: gespuis, schorem. Voor de ontwikkeling van deze betekenis zie H. Beem Jerösche s.v. via Grieks-Latijnse bijbelvertalingen < hebr. peroesjiem, gewoonlijk verklaard als ״afgezonderde" v.a. = (bijbel) verklaar-ders. Joods religieus-politieke partij tijdens de Tweede Tempel. In het Nederlands ook synoniem met huichelaar, schijnheilige. Zie ook Sadduceeër.
( jidd. ( hd. Furz, wind, scheet; In de Nederlandse volkstaal: niets, een kleinig-heid; geen forts = geen zier. zie forts.
(jidd. chawwer, kameraad, vent. barg. dieventaal.
I barg. < jidd gajes (met g van gargon) = niet-Joden; in het barg. kreeg het de alge-mene betekenis: volk, mensen en ontwikkel-de zich verder in ongunstige zin tot: gepeu-pel, schorem.
II barg. < jidd. chajjes. leven; om gajes brengen.
zie galle.
barg. < jidd. challef = mes, slachtmes. < jidd. gevlochten brood voor sjabbat en feestdagen. De naam is ontleend aan het