37 Inleiding
pen die volkomen onvertaalbaar zijn en andere, die men alleen met een breedvoerige omschrijving en ook dat soms nog maar ten naaste bij, benaderen kan. En dan, ook Jiddische woorden zijn aan ontwikkeling en verandering van hun betekenis niet ontkomen. Zoals het woord maarschalk carrière maakte, zo ook het woord ״kabran". In zijn oorspronkelijke Hebreeuwse omgeving bete-kende het: doodgraver. In het Nederlandse Jiddisch kwam het hoger op. Het kreeg de betekenis: lid, bestuurslid van een vereni-ging waarvan de leden zich vrijwillig, als liefdewerk, bezig houden met bijstand aan stervenden, verzorgen van lijken en de begrafenis. Iedere Joodse gemeente kon op zulk een vereniging van vrijwilli-gers bogen; veelal waren het er twee, één voor mannen en één voor vrouwen.
Zulk een vereniging heette onder ons: chewre kadiesje = letter-lijk vertaald: Heilige Broederschap. Maar dat is een vertaling die omtrent het doel der vereniging niets zegt en bovendien Neder-land beschikte al over een Heilige Hermandad met een heel ander doel. In het officiële Amsterdams-Joods-Nederlands, een hoofdstedelijke variant van het Judaeo-Nederlands bedacht men toen de term: doodgraverscollege en consequent daarvan gevormd, vrouwendoodgraverscollege, welke colleges hun eigen gilde-synagoge hadden in de Lange Houtstraat. Maar zulk een vertaling geeft toch wel een heel erg onjuist beeld van de taak der betrokken dames en heren. Vertalers in nood maken wel vaker rare sprongen. Er is nu eenmaal geen goed Nederlands woord voor kabren.
In Den Haag zaten ze er ook mee. In 1913 verscheen een boek waarin gegevens over alle Joodse gemeenten in den lande ver-werkt waren1. Het was toen up to date en het in de 19e eeuw gegroeide synagogale Nederlands was er natuurlijk nog in volle omvang te vinden. Alle Joodse verenigingen in het land waren er in vermeld en dus ook die in Den Haag. Daar staat onder de gegevens over de Nederlands Portugees Israelietische Gemeente ,s-Gravenhage: ״Honen Dal" te lezen: Vereenigingen: a. Ver. van Lijkdragers: Mr. M. de Pinto; Mr. E. Belinfante; Mevr. Wed. M. Henriquez Pimentel-Vas Dias.
Dat woord lijkdragers is een eveneens mislukte poging om de gecompliceerde taak van de betrokkenen in één Nederlands woord
1 Jaarboek van 5674 (1913/1914) Amsterdam 1913 pag. 139/140. Zie bibliografie.