32 Inleiding
Tot nu werden slechts woorden en zegswijzen besproken die van de vroegere talen der Joden uit, al of niet door de Joden zelf mee-gebracht, Nederland binnenkwamen en daar dan in de Neder-landse taal werden ingelijfd. Er is echter nog een andere groep, die men, zij het op andere gronden, Joodse woorden in het Nederlands zou mogen noemen. Ze kwamen niet van buiten over de Nederlandse grenzen, maar ze werden in Nederland zelf geproduceerd. Het zijn naar de vorm zuiver Nederlandse woorden, maar ze kwamen slechts bij uitzondering tot een wat algemenere bekendheid. Ze bleven, om zo te zeggen, intra muros d.w.z. ze ontstonden in Joodse kring en werden slechts daar gebruikt en begrepen. Ten dele zijn het vertalingen, ten dele zijn het zelfstandige creaties, een soort Judaeo-Nederlands. Het was voor een zeer groot deel uitsluitend mondelinge traditie en er is weinig over gepubliceerd. De periode 1940-1945 heeft ook op dit gebied zijn negatieve invloed uitgeoefend. Een generatie is weggerukt en daarmede de keten van de mondelinge traditie verbroken. Slechts overgeblevenen van de oudere generatie kennen, of althans her-kennen de zeer speciale terminologie van dit oude vertrouwde eigen idioom, uit een eigen besloten wereldje. ... Ook op taal-gebied resten van resten.
De strijd tegen het Jiddisch vormde de achtergrond voor het ontstaan van deze specifieke woordgroep. Deze strijd begon onge-veer gelijktijdig met de burgerlijke gelijkstelling der Nederlandse .Joden in het jaar 1796, aanvankelijk van binnen uit. Een kleine groep Joodse intellectuelen, gegrepen door de leus: Liberté, égalité, fraternité, georganiseerd in de club ״Felix Libertate", be-schouwde het streven naar gelijkheid van taal als één van de consequenties van de nieuwe orde van zaken en de toegekende rechten. Met Lodewijk Napoleons regering begon de strijd van boven af. Om de integratie van de Joden in het Nederlandse volk te bevorderen, hun maatschappelijke toestand te verbeteren en te garanderen dat de theoretisch toegekende burgerlijke gelijkheid tot practische werkelijkheid zou worden, nam de nieuwe koning verschillende maatregelen. Een daarvan was het besluit van 10 juli 1809, waarbij bepaald werd dat speciaal ten behoeve van zijn Israëlitische onderdanen de Bijbel uit het Hebreeuws in het Hol-lands vertaald zou worden, om daardoor bij hen het gebruik van de Nederlandse taal te bevorderen. Mede door zijn kort daarop gevolgde troonsafstand kwam het plan slechts tot een gedeeltelijke