29 Inleiding
voor dit woord gekregen te hebben. ״Schlemielig, zei Rinus Israëls na afloop in goed Amsterdams"1. ״Schlemielig, zei Johan Cruyff in goed Amsterdams na afloop"2. Dat dit woord tegen-woordig goed Amsterdams is, nemen we gaarne aan. Dat Am-sterdam, evenals bij het woord chotspe, het uitgangspunt was van waar deze term zich verspreidde, is ook meer dan waarschijnlijk. Dat het echter een monopolie van de Amsterdamse volkstaal zou zijn, behoeft men bepaald niet meer aan te nemen. Het is thans overal in den lande verspreid. In de voetbalverslagen heeft het woord een ietwat eufemistischer klank gekregen, dan dit bij het origineel het geval is en wellicht daardoor geniet het een zekere voorkeur als een club de nederlaag heeft geleden. Een ״schlemie-lige" nederlaag - dat blijkt duidelijk uit het gebruik - is lang zo erg niet als een normale nederlaag. Ze is alleen maar aan pech te wijten. Het woord is in deze samenhang synoniem geworden met ״onverdiend". Erger is natuurlijk - het nu volgende citaat is voor rekening van Vrij Nederland ״ ־־dat Vasovic bij het opdrijven van de bal tot plotselinge schlemieligheden kan vervallen"3. Dat blijft wel dichter bij de primaire betekenis: dom, onhandig.
Tot de oude stammen die nieuwe loten schieten behoort ook mazzel = geluk (met de Nederlandse nevenvorm massel). Af-scheid nemen met de wens ״de mazzel!" is naoorlogs en de combi-natie ״mazzel en broocheV (het laatste woord verbasterd tot ״broges"), zou oud als ze in Joodse kring is, heeft zich daar buiten pas in de laatste tijd wat ruimer gebied verworven, met name in omroepkringen en artistenmilieu's waar ook de afkorting ״mabro" schijnt ontstaan te zijn en opgeld doet. Specifiek Nederlandse, nieuwere afleidingen zijn ook: ver mazzelt, mazzelig en mazzelen (masselen). Voor masselig heeft het Jiddische mazzeldig, mazzel-dik ten voorbeeld gestaan.
Sof is ook reeds tal van jaren in omloop, maar tegenwoordig bijzonder productief als eerste lid van samenstellingen. Het be-tekende oorspronkelijk: einde, kreeg daarna reeds in het Jiddisch de betekenis: tegenvaller, teleurstelling en werd o.a. gebruikt voor iets dat lelijk of van slechte kwaliteit was. Vooral in deze laatste betekenis is het actief in woorden als: sofadvocaat, sofboek, sof-
1 Het Handelsblad 8/9/1966.
2 66 Het Handelsblad 21/9/1967.
3 ״• Vrij Nederland 19/8/1967.